383 Musis
ToenVlaardingen uitbreidde, werd de boerderij van oom Jaap
steen voor steen afgebroken en naar het Openluchtmuseum in
Arnhem overgebracht. Daar valt nog altijd de opkamer te
bewonderen waar ik op zondag de koffie met verse room
dronk, omringd door oom Jaap, tante Map en hun vier
dochters.Vanaf 1630 hadden Zonnevelds op de stee gewoond;
oom Jaap kon het verlies van zijn boerderij niet verdragen,
hij sleet nog een paar jaar in een huis aan de noordkant van
Vlaardingen en overleed, officieel aan kanker, maar wij wisten
beter: hij stierf van verdriet. Iedere keer wanneer de boerderij
ter sprake was gekomen, had hij vochtige ogen gekregen, en
nooit meer had hij naar het schilderij durven kijken dat boven
het buffet hing en waarop zijn grootvader stond afgebeeld.
In Maassluis woonde de oudste zus van mijn moeder.
Zij was onderwijzeres, niet getrouwd, en mijn broers en ik
vonden haar erg aardig. Tante Iet was een echte suikertante.
Ze woonde in een rijtjeshuis, tuintje voor, tuintje achter, en de
heg was altijd keurig geknipt. Dat deed de buuijongen, over
wie tante Iet zich altijd lovend uitliet: nooit hoefde ze het hem
te vragen, altijd weer knipte hij uit zichzelf de heg, en hij
hoefde er ook niks voor hebben, hoewel mijn tante Iet hem
altijd iets wilde toestoppen. Zijn naam vernam ik pas vele
jaren later, hij heette Maarten 't Hart.
Tante Iet was bevriend met meneer en mevrouw Langeraar.
Dikke vrienden waren ze, tante Iet ging zelfs vaak met het
echtpaar mee op vakantie. We kenden meneer en mevrouw
Langeraar zo goed dat we hen oom en tante noemde.
Oom Ad was directeur van rederij Smit International, wier
vloot geheel uit zeeslepers bestond. Wanneer het stormde, zat
hij altijd voor de radio: luisteren waar het mis ging.
Hij belde met Radio Holland, hij holde s avonds laat nog naar
het kantoor; kijken of er een telex was binnengekomen.
Als die Schip in nood ratelde, fleurde oom Ad helemaal op.
Bellen weer, om de zeeslepers op te dragen met volle kracht
naar het bedreigde schip op te stomen. Je hoorde hem roepen
dat de Elbe het dichtst in de buurt was, of de Zwarte Zee.
De zeesleper die als eerste arriveerde, kreeg de klus; het was
dikwijls een nek aan nek race, met de zeeslepers van de
concurrent, van Weismuller uit IJmuiden, of wat erger was,
met Belgische of Franse zeeslepers. Smit won altijd, tenminste,
dat herinner ik me; want wanneer het niet zo was, sprak oom
Ad er met geen woord over.
Ik vond het heerlijk naar Maassluis te gaan, oom Ad nam me
mee naar de zeeslepers die in de haven lagen. Kleine boten
waren het, maar zoals oom Ad zei: stoer, dapper. Het was daar
echt Hollands Glorie. Op mijn veertigste ging ik nog altijd
met oom Ad mee, hij was toen allang met pensioen, maar hij
had het Zeesleepvaart Museum opgericht, en dat museum had
de oude Zwarte Zee gekocht, die in de haven van Maassluis
lag afgemeerd. Aan boord vertelde hij me over de grootste klus
die Smit International had geklaard: het schonen van het Suez-
kanaal na de crisis van 1956. Een dik jaar had hij in Egypte
doorgebracht om leiding te geven aan het lichten van de
scheepswrakken.
Hoek van Holland was natuurlijk de pier. Iedere zaterdag
middag ging ik met mijn vader boten kijken, op ons steigertje
aan de Nieuwe Maas, bij de Eerste Petroleumhaven. Voor mijn
verjaardag nam hij me mee naar de pier van Hoek van
Holland. Het was een prachtcadeau, minstens zo mooi als een
Dinky Toy. Terwijl de schepen voorbijgleden, vertelde hij me
over zijn jeugd in Rotterdam-Spangen. Hij was opgegroeid
aan de waterkant. Daar was zijn verlangen naar de Oost
geboren, naar het Indië waar in die tijd één van de twee
schepen naartoe voer. Getrokken door stoomslepers verlieten
ze de haven, en op een van die slepers was mijn grootvader
stoker geweest, later machinist. Jongen,' zei hij me dan, 'in
ieder Rotterdams jochie sluimerde toen een Slauerhoffi'
En om me duidelijk te maken wie die Slauerhoff was, begon
hij gedichten over de zee op te zeggen.
Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Maassluis,Hoek van
Holland.
Net zoals Soekarno kan ik het rijtje dromen. Maar voor mij
hoort het niet bij koloniale indoctrinatie, voor mij is het
onlosmakelijk met mijn familie verbonden.
Mijn kleine waanzin van Jan Brokken verscheen bij uitgeverij
Atlas, prijs 19,90
De Houtzaagmolen van Van der Eist,
omstreeks 1910