Constant en Schiedam Cees van der Geer Musis 394 In het tijdelijk in de Korenbeurs gevestigde Stedelijk Museum is tot eind november een kleine expositie ingericht over een klein, maar betekenisvol project, namelijk de druk van 'Het uitzicht van de duif', een gedicht van CoBrA-lid Jan G. Elburg met houtsneden van Constant Nieuwenhuijs', waarvan het museum zowel dein Schiedam vervaardigde drukken als de schetsen in bezit heeft. Het is een hommage aan de op 1 augustus 2005 overleden kunstenaar, waaraan kunstcriticus Cees van der Geer de volgende Schiedamse herinnering bewaart. Behalve het museum aan de Hoogstraat, waren er in het Schiedam van de vijftiger jaren nog twee plekken waar soms kunst te zien was. Een ervan was het houten (nood-)gebouwije van de Schiedamse Gemeenschap aan de Gerrit Verboonstraat, op de plek waar nu het gebouw staat van de Amro Bank. Ik herinner me daar, in de kleine etalage aan de westkant, een klein schil derij van Goof Smit gezien te hebben, een intens geschilderd kleinood, vrij dik in de verf, bijna een icoon gelijk ook al was het abstract. Ik ging er vaak naar kijken, als jongste bediende bij Hasekamp moest ik toch elke dag naar het postkantoor. Die etalage bij de SG was voorbehouden aan leden van de Schiedamse kunstenaarsvereniging'S45'.Hun verenigingslokaal was gevestigd in een pand naast de melkfabriek 'De Landbouw' aan de Vellevestsingel, te ver uit de loop om veel kijkers te trekken, zoals in dat SG-kantoortje. Nee, dan de tweede plek. Die was aan de linkerkant van de Passage, vlak bij de trappen naar het Broersveld (er tegenover zat toen de redactie van de plaatselijke editie van 'Het Vrije Volk'). Daar, in de Passage, was het kantoortje van drukkerij Verweij; het drukken zelt gebeurde een etage lager aan het Broersveld. Achter het raam van dat kantoortje was nog zo'n plek waar je soms je honger naar een beetje kunst kon stillen. Verweij had er dan wat opgehangen dat hij de moeite waard vond. Of ik daar, zo'n vijftig jaar geleden, ook een of meer bladen gezien heb van 'Het uitzicht van de duit- de negen door Constant met houtsneden versierde en door Verweij uitgegeven gedichten van Jan Elburg - staat me niet meer voor de geest. Als Verweij ze daar toen in die kleine etalage getoond heeft, zal ik ze zeker gezien hebben. Misschien ook wist ik me aanvankelijk met het vroege werk van Constant niet goed raad, zoals met het schilderij 'Verschroeide aarde' uit 1951, dat het museum sinds 1956 in bruikleen had. (Dankzij een schenking van Truus en Goos Verweij, die dit doek als betaling in nature had ontvangen voor de uitvoering van 'Het uitzicht van de duif' kon 'De verschroeide aarde' in 1963 aan de collectie van het museum toegevoegd worden). Gelukkig heb ik van dat doek aangevoeld, dat het wel goed moest zijn met oorlog spotje niet - en dat de weinig behaaglijke wijze van schilderen van Constant de enige manier was, waarop je zo'n onderwerp kon uitbeelden. Wat dit schilderij me ook bijbracht, was het besef, dat er meer was dan watje van huis uit had meegekregen; dat er gebieden waren - opwindend nieuw en veelbelovend van perspectief die aan je leven inhoud konden geven; en ook dat er mensen waren, profeten zou je bijna zeggen, die daar als kunstenaar of museumdirecteur, als schrijver, dichter of muzikant kond van deden. Ze wekten een grote gretigheid bij mij. Daan Schwagermann, zoon van de oude Schwagermann, was er zo een; hij maakte tentoonstellingen die me nog altijd helder voor de geest staan en verwierf stukken voor de collectie die nog altijd hun belang waar maken. Goos Verweij was er ook een, ook al was hij niet zo'n publiek figuur als een museumdirecteur. Je wist, op zijn minst van horen zeggen, dat hij prachtige kunst in huis had (Nanninga!) en meer met kunst en kunstenaars te doen had, dan hij liet blijken. Goos was, pas later, in de zestiger jaren, de man bij wie ik uitnodigingen en affiches voor mijn galerie (Punt 4) liet drukken. Dat Verweij toen, samen met Constant, in Schiedam een wonder tot stand bracht, namelijk de uitgave van 'Het uitzicht van de duif', ben ik pas later gaan beseffen. Het fascinerende aan dit alles is, dat er in die dagen geschiedenis gemaakt werd, zonder datje dit besefte. Dat er in de voorbije jaren mensen in het museum gewerkt hebben Schwagermann, Janssen, Paalman die Schiedam maakten tot meer dan een stad in de schaduw van het zo veel grotere Rotterdam, tot stad, waar je goeie moderne kunst kon zien, een stad ook waar het aantal verzamelaars bovengemiddeld was, dat mag een wonder heten. Het geeft de culturele stadsgeschiedenis een welhaast mythische allure. Schiedam was niet zwart, als Nazareth, maar tooide zich met de schoonheid van de kunst en zette beelden neer in het Julianapark. Constant en Verweij zijn er niet meer. Beiden zijn dood. Verweij overleed op zesentachtig jarige leeftijd op 27 augustus 1998 en Constant, vijfentachtig jaar oud, overleed op 1 augustus 2005 in een ziekenhuis in Amersfoort. Over de plaats van Constant in de Nederlandse kunstgeschiedenis en over het belang van zijn werk, hoeft geen discussie gevoerd te worden. Hoewel soms lijkt het of die mening niet door iedereen gedeeld wordt. Maar welke kunstenaar in Nederland heeft ons een oeuvre nagelaten dat in drie onderling geheel verschillende perioden is in te delen, ieder van die drie gebaseerd op politiek maatschappelijke inzichten die vertaald zijn in sublieme kunst. Of dat nu het vroege werk is, de heftige opstandigheid van de Cobra-jaren, de utopische maquettes waarmee hij zijn stedenbouwkundige visie een grote mate van oorspronkelijkheid verleende, of zijn terugkeer naar de klassieke schilderkunst met schilderijen waarvan de onderwerpen - martelingen van politieke gevangenen, executies van tegenstanders, kortom, duisternis en domheid het eigenlijk niet verdienen om in zo veel schoonheid afgebeeld te worden. Alleen reuzen als Constant brengen zo iets tot stand. Hem zij dank!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2005 | | pagina 394