Stedelijk Museum Nederlandse kunstenaars. Bij binnenkomst wordt iedere bezoeker begroet met de vrolijke wandschildering 'Hé jij daar kunstwerkje' van Lily van der Stokker. Wie naar het toilet wil opent de deur met een deurklink van Ton de Haas en wast na de sanitaire daad zijn handen in kunststoffen wasbakken van Hella Jongerius, terwijl men tijdens het verblijf in de toilet ruimte kan genieten van buikige tegeltjes van Baukje Trenning. Wie zijn weg zoekt in het gebouw, wordt geacht de minuscule tekeningen van Tomas Schats te volgen, die hij zelf beeld kronkels noemt. Het zijn aardige toevoegingen, maar je moet het wel in de krant hebben gelezen, want de deurknoppen en de wasbakken zijn als kunstwerken niet herkenbaar. Alleen de tekeningen van Tomas Schats worden geduid als het werk van een exposant, maar die zijn zo klein dat je ze maar met moeite kunt vinden. Het moeilijkste werk is gedaan door (restauratie)architect Pieter van Traa van het Architectenbureau Steunbeer, die hiermee zijn grootste werk tot heden heeft afgeleverd en daarmee meteen zijn visitekaartje. Zijn bekendste wapenfeit tot nu toe was zijn aandeel in de restauratie van het Holland viertel in Postdam bij Berlijn en hij was een paar jaar geleden ook betrokken bij de omstreden restauratie van de Pyramide van Austerlitz. Van Traa heeft voor de meeste - ingewikkelde - problemen, waarvoor het voormalige Sint Jacobsgasthuis hem stelde, praktische oplossingen gevonden en van het voormalige gasthuis een professioneel museum gemaakt met de mogelijkheid om breed te exposeren. Dat was geen sinecure, want het gebouw is tussen 1786 en 1789 ontworpen door de Italiaanse architect C.G.F. Guicidini en staat onder de compromisloze in- en uitwendige bescherming van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Dankzij de - in het allervreselijkste Nederlands - kanjersubsidie van een half miljoen euro, die toenmalig staatssecretaris Van Leeuwen het gebouw in 2002 toekende, is een beweging op gang gekomen, die ertoe heeft geleid dat de gemeente en de sponsors 6.000.000 in het gebouwd hebben geïnvesteerd, waardoor het aantal zalen verdubbeld kon worden en daarmee het expositieoppervlak en dus de te genieten hoeveelheid kunst. Tegenover het royale gebaar van de staatssecretaris stond wel een pakket van eisen of, beter, haast onmogelijke voor waarden van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die het lastig maakten om van dit monument ruimtelijk een eigentijds museum te maken. Het is de verdienste van de architect en natuurlijk van de medewerkers van het Stedelijk Museum, dat die opdracht redelijk geslaagd is. De bouwkundige professio nalisering van het museum begint met de entree op het binnenplein, die de monumentale voorgevel van het gebouw heet te beschermen, maar vooral sterke associaties oproept met de entree van het Louvre in Parijs. Voor rolstoelers is deze ingang - nog - niet bruikbaar, maar die kunnen via een speciale rolstoelingang naar binnen, mits ze dat even melden. Wie binnen is wordt geacht zijn weg te kunnen vinden met de gratis uitgereikte plattegrond. Dat is maar goed ook, want van Tomas Schats' tekeningen moet de bezoeker het helaas niet hebben, althans niet als bewegwijzering. Ze duiden wel iets, maar dan moet je ze eerst, naast de liften en in de trappen huizen, hebben kunnen vinden en ook nog begrijpen wat ze willen duiden. De 'rondgang' door het museum is voor veel bezoekers een enigszins verwarrende ervaring. Dat begint met de lift. Wie niet beter weet, een van de twee identieke liften uitkiest, daarmee naar boven zoeft en vandaar via de zalen en het Musis 154 Foto: Jan van der Ploeg

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2006 | | pagina 154