Klepke, idealist voor eigen rekening
Guus schaamde zich er niet voor. Hij was armoede gewend.
In de oorlog zocht zijn moeder een paar schoenen voor hem
bij elkaar op de rommelmarkt op het Noordplein. De linker
schoen was lichtbruin, de rechter donkerbruin. Het maakte
hem niet uit dat ze niet bij elkaar pasten. "We leden gebrek,
maar dat is niet in mijn nadeel geweest," zegt hij. Hij hield er
de neiging aan over op te komen voor minderbedeelden.
Na school was hij dikwijls te vinden in het Don Boscopaternaat
aan de Lange Haven. Daar waren verschillende clubs waar je
lid van kon worden. Guus ging bij de verkenners. "We leerden
er goeie dingen," herinnert hij zich. "Je werd er opgeleid om
sociaal te zijn. Om rekening te houden met anderen. De ver
kenners droegen altijd een lange stok bij zich. Die had je nodig
als een paard op hol sloeg. Stak je de stok tussen de benen
van het paard, dan stond het meteen stil." De clubs stonden
onder leiding van vrijwilligers. "Ze zetten zich met hart en ziel
in voor het jeugdwerk. Ze deden het uit pure overtuiging.
Niet voor het geld, zoals opbouwwerkers tegenwoordig."
Klepke, altijd al door het water getrokken, ging op zijn
veertiende naar zee. "Ik ben begonnen als afhouwertje bij
Hoogendijk in Vlaardingen. Op een haringlogger. Moest je om
drie uur 's nachts de vleet binnenhalen. De vleet was het net,
het hing als een gordijn in het water. Onder het werk zag je de
zon opkomen. Daar werd ik helemaal lyrisch van. Iets mooiers
bestaat er niet. De zon die opkomt boven zee."
Na een jaar hield hij de visserij voor gezien en stapte hij over
op de kustvaart. Bloemkolen varen naar Engeland. En in
Spanje aluminiumerts halen. Maar de kustvaart, dat was ook
niet je ware. "Op een reis uit Spanje heb ik schipbreuk geleden
in de Golf van Biskaje. Het was een reis onder een verkeerd
gesternte. Bij het vertrek uit de haven viel het anker uit z'n
werk en ik denk dat het ankerblad onder de waterlijn een gat
heeft geslagen in de boeg. In de Golf begonnen we opeens te
zinken. Het schip maakte zo snel water dat het niet meer te
redden was. We zijn in een sloep gestapt en hoopten er het
beste van. Het was slecht weer. Het duurde behoorlijk lang
voordat we werden opgepikt door een Franse vissersboot.
Die zette ons in Brest aan wal." Guus trok er lering uit.
Dacht: op die kleine pestscheepjes moet ik niet wezen, ik ga
naar de koopvaardij. En hij begon langere tochten te maken.
Reizen van telkens drie maanden. Naar de Perzische Golf.
Toen werd hij opgeroepen voor militaire dienst.
Hij had helemaal geen zin in het leger te gaan en probeerde
vergeefs onder de keuring uit te komen. Een oom, die para
was geweest, bracht uitkomst. "Hij zei: je bent wel gek als je
als dienstplichtige gaat, dat kost je achttien maanden. Teken
voor vrijwilliger, dan hoef je maar een jaar en krijg je ook nog
eens 245 gulden per maand in plaats van een kwartje per
dag." Die vrijwilligers werden naar Korea gestuurd, en dat leek
Guus wel wat. "Je moet weten, ik was nogal idealistisch in die
jaren, en je werd overspoeld met berichten hoe slecht en
wreed de Noord-Koreanen waren. Later vallen de schellen je
van de ogen en begrijp je dat het hele gebeuren is uitgelokt
door de Amerikanen. Maar op dat moment zag ik alleen een
kwade vijand. En het avontuur lokte. Dus ik tekende."
Voordat hij zijn opleiding had voltooid, was de oorlog
afgelopen. De vrijwilligers werden naar Suriname gestuurd -
een tropisch paradijs, vergeleken bij het ijskoude oorlogs
gebied in Korea. Hij had er een redelijk relaxed leventje.
Na zijn afzwaaien besloot hij een vak te gaan leren. Hij volgde
een opleiding voor constructiebankwerker, ging aan de slag bij
scheepswerf Wilton Feijenoord, maar had daar zo weinig te
doen dat hij al snel omkeek naar ander werk. "In mijn vrije tijd
voetbalde ik in een elftal met jongens van de PTT. Ze zeiden:
als je met ons voetbalt, moet je ook bij ons komen werken.
Dus ben ik postbode geworden."
Na een tijdje merkte hij dat het water weer begon te trekken.
"Ik wilde naar de machinistenschool in Rotterdam. Maar dan
moest ik eerst nog vier maanden varen. Ik was inmiddels
getrouwd. Op een trip naar Hamburg werd ik gebeld dat mijn
vrouw overspannen was geraakt. Toen heb ik de keuze
gemaakt: ik stop met varen." Hij ging terug naar de PTT, maar
werd door een kennis overgehaald te solliciteren bij het
nutsbedrijf ONS. "Zo ben ik meteropnemer geworden."
In zijn vrije tijd was hij leider bij de waterscouts. "Ik heb daar
heel fijn gewerkt, alleen: ik was socialist en de scouting is een
rechtse beweging. Ik had meestal een andere visie dan de
jongens van gegoede huize. In het jaar dat de jamboree in
Perzië werd gehouden zei ik: daar moet je niet heengaan, daar
hebben ze een geheime politie die moordt en martelt, daar
moeten we ons van distantiëren. Daar hoorden ze niet graag.
Ik was een storend element in de leiding. We waren het zelden
eens. Weet je wat, dacht ik, ik begin m'n eigen groep."
Zo ontstond de Schiedamse afdeling van de Rode Valken.
De groep praktiseerde jongerenwerk op socialistische
grondslag en borduurde voort op de beginselen van de AJC
(Arbeiders Jeugd Centrale) die na de oorlog het loodje had
gelegd. Klepkes club was een buitenbeentje, nergens in
Nederland had je nog Rode Valken. Hij zocht via de
International Falcon Mouvement aansluiting bij buitenlandse
zusterorganisaties. Tal van Europese landen hebben nog een
afdeling: Finland, België, Duitsland, Engeland...
Waarom Nederland eigenlijk niet? Klepke: "De PvdA wilde er
vanaf, die vond een linkse jeugdbeweging overbodig.
Dat standpunt kon ik absoluut niet delen. Met als gevolg dat de
PvdA mijn afdeling nooit heeft geaccepteerd. We werden
gewoon genegeerd. We zijn maar één keer uitgenodigd voor
een officiële gebeurtenis, de onthulling van een monument
voor de gevallenen in de Spaanse burgeroorlog. Dat was in
Amsterdam. Pas later heb ik begrepen dat we gewoon zijn
gebruikt. Door ons uit te nodigen wilde de PvdA voorkomen dat
er communistische jongeren bij het monument zouden staan."
Toch was er in Schiedam een PvdA-wethouder die de Rode
Valken een warm hart toedroeg. Herman Posthoorn bezorgde
de groep een onderkomen in een leegstaand schoollokaaltje
achter het Bachplein. Daar werden anders toch maar de ramen
van ingegooid. Na een tijdje betrok de natuurhistorische
vereniging de andere vrijgekomen lokalen. Toen was de lol er
voor de Valken gauw vanaf. Klepke: "De natuurvrienden
wilden het gebouwtje helemaal voor zichzelf hebben.
Wij hadden opeens geen water meer. En in de winter geen
verwarming. We zijn gewoon weggepest."
Op zoek naar ander onderdak dan maar. Klepke liet zijn oog
vallen op een rijtje afgedankte wooncontainers in Nieuwland.
Daar waren asielzoekers in gehuisvest geweest. "Mij leek het
een eenvoudige oplossing, maar het werd een heel gedoe.
Het stadhuis wilde uiteindelijk geen toestemming geven.
Ze hadden liever dat ik mijn clubhuis inrichtte op een plekje
langs de Vlaardingerdijk, op een eilandje in een kunstmatige
165 Musis