IJzerkoekjes Tegenwoordig wordt van een dergelijke plank geen gebruik meer gemaakt. Een kleinzoon van Arie Romein bezit nog steeds de bewuste speculaasplank. Na Arie Romein zette diens zoon en naamgenoot Arie junior (1908-1976) de zaak en de traditie van het dik van Romein tot en met 1969 voort. Het recept van het dik van Romein werd aan banketbakker Jan Boer aan de Westhavenplaats verkocht, die deze tot de dag van vandaag in het standaard assortiment heeft opgenomen. Tegenwoordig is het dik van Romein het gehele jaar te verkrijgen, daar waar deze in de tijd van vader en zoon Romein alleen tijdens de winter, met name rond Sinterklaas en Kerst, bereid werd en aftrek vond. Zeg 'ijsmop' en het hart van een Westlandse schaatsliefhebber zal sneller gaan kloppen. Zoals schaatsers uit Hollands Midden in Gouda een gekrulde Goudse pijp ophaalden en ongebroken mee huiswaarts moesten nemen, zo was een zakje Vlaardingse ijsmoppen het reisdoel van hun Westlandse collegae. Het schaatsparcours eindigde voor hen traditioneel bij de Vlaardinger Driesluizen. Hier hadden zij een rustpunt en de mogelijkheid een aandenken mee naar huis te nemen. Aan grootspraak had het thuisfront in 's-Gravenzande, Naaldwijk of De Lier niets; als pelgrims moest bewijsmateriaal worden overlegd. Al sinds de 2e helft van de 19e eeuw werden hiervoor de Vlaardingse ijsmoppen gebruikt, die aan de Hoogstraat, vlakbij de sluizen, gekocht werden. Het recept van deze mopvariant, vernoemd naar het fenomeen waartoe deze gebakken werd, is nog steeds een bakkersgeheim. Bakkerij Hazenberg exploiteert het fenomeen nog steeds, zij het dat het al weer bijna tien jaar geleden is dat er voldoende ijs op de Vlaardinger Vaart lag en men zo lang al verstoken is van koopgrage Westlanders. Zodra het ijs echter begaanbaar was, kwamen zij in drommen. De politie moest tijdens deze dagen de orde voor de deur handhaven. De moppen werden van oorsprong in de rode zakdoek gebonden en met een door de bakker geleverd touwtje aan de broekriem bevestigd. Later kwamen er de papieren zakjes met opdruk, zoals Hazenberg die, voor het geval dat, op voorraad heeft liggen. Rond het midden van de 19e eeuw waren er twee bakkers, De Groot en Koks, die de ijsmoppen bakten. Hun opvolgers uit de families Rotschenk en Verburg hielden de traditie in de 19e en 20e eeuw in ere. In 1968 verkocht de laatste moppenbakker Verburg de bakkerij aan Frans en Diny Hazenberg, mét ijsmoprecept. Vreemd genoeg eten de Vlaardingers zelf absoluut geen ijsmoppen. De verkoop is al die tijd beperkt gebleven tot de periode met begaanbaar ijs, met de Westlanders als afnemer. De verkoop mag, op de momenten dat de schaatsers komen, dan lucratief zijn, het is ook een risicovolle bijverdienste. Om aan alle potentiële klandizie te voldoen, moet een grote voorraad gebakken worden. Maar als de dooi invalt, en wanneer dat werkelijk gebeurt, is nooit goed te voorspellen, kan van het ene moment op het andere de vraag compleet instorten en blijft de bakker met een onverkoopbare voorraad zitten. Anders dan de ijsmoppen, maar wel getooid met een vergelijkbare naam, zijn de Vlaardingse ijsbrokken. Deze harde met pepermuntolie op smaak gebrachte koek vindt wel aftrek bij de Vlaardingers. De verkoop van deze is echter verbonden aan die van de ijsmoppen en daarmee ook al weer lange tijd niet op de markt geweest. Folklore, volkscultuur of een toeristisch artikel? De Vlaardingse koekjes zijn een duidelijk relict uit het verleden en maakten deel uit van een serie gebruiken die bij de plaatselijke volkscultuur thuishoorden. Het fenomeen is daarmee geen uiting van een vals sentiment of een creatie van een commerciële geest die misbruik maakt van nostalgische gevoelens. Nog steeds horen de ijzerkoekjes en het dik van Romein tot het 'gewone' assortiment banket in de Vlaardingse huishoudens en die van de ijsmoppen tot een seizoens gebonden product. Tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat het consumeren en daarmee in ere houden van deze Vlaardingse koekjes gecultiveerd wordt en als Vlaardings product speciale aandacht en waardering krijgt. De rol van deze koekjes is daarmee, in vergelijking tot de voor-oorlogse periode verschoven. Maar om te stellen dat deze alleen nog voor toeristische of promotionele doelen vervaardigd en gegeten worden, is onterecht. Het feit dat de Vlaardingse koekjes, in tegenstelling tot de Weesper mop, de Goudse stroopwafel en de Deventer koek, geen landelijke bekendheid genieten, zal ertoe hebben bijgedragen dat deze rol niet de overhand heeft gekregen. Zolang de ijzerkoekjes nog thuis worden gebakken, gewoon omdat men dat gewend is en ze lekker vindt, zal deze hooguit tot de folklore gaan behoren, met duidelijke wortels in de volkscultuur. Dat de koekjes ook aan de spaarzame toeristen en als Vlaardings relatiegeschenk hun weg in het land vinden doet daar niets aan af. RECEPTEN IJzerkoekje (12-14 stuks) 200 gram roomboter 180 gram basterdsuiker (van oorsprong werd bruine gebruikt, tegenwoordig meest witte, hetgeen voor de smaak weinig uitmaakt maar het koekje een iets vriendelijker uiterlijk geeft) 250 gram patentbloem snufje zout 1 theelepel kaneel Ingediënten mengen en het deeg uitrollen tot een plak van circa 1 cm dikte. Met een koekjesvorm ovale vorm uitsteken en vervolgens aan beide zijden dichtschroeien op een ijzeren plaat met ruitvormig patroon (1,5 minuut) Dik van Romein Maak een deeg van Zeeuwse bloem, basterdsuiker, roomboter (of margarine) en speculaaskruiden. Mengen en tot een grote 20 cm lange, 15 cm brede en 2 cm dikke) plak vormen en pletten (al dan niet met een speculaas plank). Bakken op een ijzeren bakplaat in een matig verwarmde oven (150° C.) gedurende een halfuur. De dik is dan net gaar, krokant van buiten en zacht van binnen. 175 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2006 | | pagina 175