sn een 2CV is sleutelen
aan de maatschappij
vol tweedehands auto's. Lelijke eendjes met name.
Waarom uitgerekend dat type? Een erfelijke voorkeur, denkt
Annet. Geërfd van wie? Niet van zijn vader - die reed in een
Ford - maar van opa Scheeres. „Die reed Citroen," vertelt
Annet. „Hij had tractions. Je weet wel, die mooie gesloten
auto's met die typische brede treeplanken. De laatste liet hij
speciaal overkomen uit Parijs in 1956. Bij de dealers in
Nederland waren ze niet meer verkrijgbaar, de DS kwam toen
net in de mode. Die vond opa te groot. Hij heeft nog heel wat
jaartjes in die traction gereden, voordat hij 'm inruilde voor
een Ami6. Zijn oude traction staat overigens nog steeds in
Wassenaar in een schuur. Een liefhebber - niet iemand uit
onze familie - heeft 'm vakkundig opgeknapt."
Behalve opa's relatie met Citroen, speelde voor Reinier
natuurlijk de cultstatus mee die de eend had in de jaren zestig
in Nederland. Jongeren die het hart op de juiste plaats hadden
en enigszins maatschappelijk bewust waren, reden in een 2CV.
„En nog wat," zegt Annet. „Onze ouders gingen elk jaar met
de auto naar Frankrijk op vakantie. De kinderen konden niet
mee, daar was geen geld voor. Wij bleven thuis, er kwam een
oppas aan huis. Wij moesten het doen met de verhalen als
vader en moeder weer thuiskwamen. In die verhalen kwamen
natuurlijk veel auto's voor." Ook langs die weg kwam de eend
in het gezin. Wie naar Frankrijk ging, kon niet om de eend
heen. Frankrijk en Citroen waren in die jaren zowat
synoniemen. „Het was een razend populaire auto. Je kon er
niet zomaar één kopen, je moest er één bestellen en er
maanden op wachten."
De jonge Reinier Scheeres wist handig van die populariteit
gebruik te maken. Dat blijkt wel uit foto's uit het familiealbum.
Hij bracht zijn vrije tijd grotendeels door in overall, pogend van
wrakkige deux-chevauxtjes weer soepel functionerende
machines te maken. Op de ene foto ligt hij geknield voor een
motorblok, als een gelovige voor het altaar, en wordt hij
omringd door zussen, broers en buren die belangstellend
gadeslaan hoe hij zijn liefde voor de techniek in de praktijk
zijn gereedschap aan Reinier uit te lenen. Die mocht er vrijelijk
gebruik van maken. Er was maar één restrictie. Op zondag
mocht er niet worden gesleuteld. Annet: „We waren
gereformeerd. Niet streng, redelijk vrijzinnig zelfs, maar
zondag was rustdag.
Het wekte geen verwondering dat Reinier een handeltje in
tweedehands eenden begon toen hij in Rotterdam ging
studeren. Het geld dat hij daarmee verdiende kwam ten goede
aan zijn studie. „Want rijk waren we niet," vertelt Annet.
„Wassenaar klinkt duur, maar we woonden gewoon in het
dorp. Iedere cent was welkom."
Een serieuze autohandelaar werd de jonge Scheeres pas toen
hij van Rotterdam naar Schiedam was verhuisd. Het pakhuis
tegenover zijn woning in de Zwaanssteeg lag over alle drie de
verdiepingen volgestouwd met onderdelen voor 2CV's van de
meest uiteenlopende typen. „Ik weet nog dat het op zekere
dag moest worden ontruimd wegens sloop," zegt Annet.
„Er was geen vervangende ruimte voor al die onderdelen.
Een heleboel is met de vuilnisman meegegaan. Doodzonde."
De spijt in haar stem is oprecht. Want net als Reinier, behoort
Annet al sinds jaar en dag tot de onvoorwaardelijke
eendenvrienden. Zodra ze in 1969 haar rijbewijs had gehaald,
belde ze haar broer in Schiedam op. Of hij niet een autootje
voor haar had. Het mocht 500 gulden kosten. Dat kapitaaltje
had ze verdiend met vakantiewerk op het kantoor van haar
vader. „Reinier had er wel een, maar die kostte honderd
gulden méér. Gelukkig legde mijn vader het verschil bij."
Zo trad Annet Scheeres toe tot het gilde van Citroen-
liefhebbers. Het was liefde puur uit financiële noodzaak, want
een duurdere auto kon ze zich niet veroorloven. Toch speelde
ook in haar geval een zeker politiek bewustzijn wel een rol.
„Een eend stond ergens voor. Het was een bijzonder karretje
voor bijzondere mensen. Daar wilde je bijhoren.
Het was een auto voor mensen die niet mee wilden opgaan in
de vaart der volkeren. Een van de kenmerken was dat ze niet
De jonge Reinier Scheeres bracht zijn vrije tijd grotendeels
door in overall, pogend van wrakkige deux-chevauxtjes
weer soepel functionerende machines te maken
brengt. Op een andere foto staat hij als een chirurg naast een
volledig gestript karkas, deuren en andere onderdelen her en
der in het gras, en maakt hij zich op om deze terminale patiënt
nieuw leven in te blazen. Weer een ander plaatje: Reinier kijkt
toe hoe een sloper een eendenwrak van het garagepad takelt.
Annet: „Maar eerst heeft hij natuurlijk zelf alle bruikbare
onderdelen eruit gesloopt."
Vader en moeder hadden geen bezwaar tegen die hobby, al
stond het pad soms zo vol dat pa zijn auto van arrenmoede
maar langs het trottoir parkeerde. Maar hij was niet te beroerd
meer dan 80, 90 kilometer per uur reden. Autosnelwegen
waren er bijna nog niet. Veel wegen waren nog tweebaans.
Als je ergens een file door het land zag schuiven wist je vrijwel
zeker dat er een eend voorop reed. Dat had wel iets.
Je wist dat je weerstand opriep met zo'n autootje. Dat had zijn
charme. Verder is het natuurlijk een simpele, sympathieke en
charmante auto. Het toppunt van eenvoud en doelmatigheid.
En zuinig. Voor een tientje reed je toen op en neer naar
Groningen."
Ze spreekt met eerbied en weemoed over haar eerste
257 Musis