'enegouwen, ferm, omstreden en intrigerend
onderspit delventoen deze bij Reimerswaal een zeegevecht
|f van Gelre. Aleida moest het voogdijschap opgeven en haar
''ermee uitgespeeld
Maar ook nu weer moest ze op zoek gaan naar binnenlandse
medestanders. Deze vond de voogdes bij vooral de Zeeuwse
adel, voornamelijk het geslacht Kats, en het hoog adellijke
Hollandse geslacht Voorne. De steun die Aleida van Albrecht
van Voorne kreeg maakte zelfs dat zij en haar kinderen
voornamelijk aan het Voornse hof verbleven. Dit verbondschap
mocht echter niet baten tegen opstandige Hollandse steden en
edelen, die het naar verluid niet konden verkroppen dat nota
bene een vrouw de leiding in het graafschap had. In 1263
moesten Aleida en haar Zeeuwse bondgenoten het onderspit
delven, toen deze bij Reimerswaal een zeegevecht verloren
tegen een verbond van Hollanders en graaf Otto III van Gelre.
Aleida moest het voogdijschap opgeven en haar politieke rol
leek hiermee uitgespeeld.3
Frits van Oostrom roept in 'Maerlants wereld' echter het beeld
op van een opmerkelijke vrouw die zich ondanks de
tegenslagen een hoofdrolspeelster voelde op het Europese
politieke veld. In haar oorkonden beriep ze zich steeds weer
op wijlen haar broer Rooms-Koning Willem II en haar
overledene echtgenoot Jan van Avesnes, voor wiens zaak zij
zich zou blijven inzetten.4 Het ligt voor de hand dat zij de
naam van beide edelen aanhaalde om zich daarachter als
vrouw te kunnen verschuilen. Dit neemt echter niet weg dat zij
daarbij zelf duidelijke politieke oogmerken had. Ook voor haar
neefje had zij grote plannen. Zoals we later zullen zien was
Aleida's cultureel-literair patronage ook gericht op een
praktisch doel, de opvoeding van Floris V en haar eigen
kinderen, welke allen tweetalig, Frans en Nederlands, werden
opgevoed. Volgens Michel de Waha en Jean Dugnoille moeten
we dit niet zien als Frans taalimperialisme maar in de eerste
plaats als een doordachte politieke zet van Aleida. Onderzoeker
De Waha en Dugnoille menen dat Aleida blijkbaar vond dat de
politieke rol van Floris V buiten de grenzen van diens
graafschap en het Duitse Rijk moest strekken, waarvoor
beheersing van de Franse taal een noodzaak was.5
Maar niet alleen op politiek gebied speelde Aleida een rol van
zekere betekenis. Ook op cultureel en literair vlak moeten we
haar, volgens Frits van Oostrom, een rol toebedelen.
Tijdens haar voogdijschap omringde ze zich voor 's lands
bestuur met clerici die ze begunstigde en waarvoor ze
politieke en bestuurlijke steun kon terug verwachten.
Onder deze clerici bevond zich ook de aan het Voornse hof
woonachtige koster Jacob van Maerlant. Zijn eerste grote
werk, Alexanders Geesten, droeg Maerlant op aan een dame,
moeten zoeken in de richting van 'vorstelijk' mecanaat.6
Ten eerste moeten we zoeken voor wie Alexanders Geesten
mogelijk bestemd was geweest. Daar Jacob van Maerlant
tijdens het schrijven van dit werk als koster te Maerlant op het
Voornse hof van Albrecht van Voorne werkzaam was, doet
Van Oostrom een goede gok om de jonge vorst te
identificeren: het is niemand minder dan de jonge graaf Floris
V die in deze tijd met zijn voogdes Aleida en zijn neefjes bij
heer Albrecht moet hebben gewoond. Hierop doorredenerend
zou Floris' grootmoeder, Machteld van Brabant, de anonieme
opdrachtgeefster kunnen zijn. Een belangrijk argument voor
deze veronderstelling is het feit dat het Brabantse hertogelijke
geslacht een naam had hoog te houden wat betreft literaire
patronage. Helaas zijn er zwaarder wegende argumenten
tegen deze hypothese. Zo kan de naam Machteld slechts met
de grootste moeite gevormd worden uit de aanwijzing die
Maerlant geeft over de identiteit van zijn opdrachtgeefster:
deze moet gevormd worden uit de eerste letters van de tien
boeken van Alexanders Geesten. Ook is het maar de vraag of
Maerlant een oudere dame als Machteld nog zou aanduiden
als 'die scone', terwijl zij al flink op leeftijd was. Tot slot is ook
haar politieke rol uitgespeeld, zodat zij nog maar moeilijk in
verband kan worden gebracht met de opvoeding van haar
minderjarige kleinzoon.7
Een andere vrouw, dichter bij Floris, zou de opdrachtgeefster
kunnen zijn van Maerlants werk. Van Oostrom oppert hierbij
dat dit wel eens voogdes Aleida van Henegouwen kan zijn.
Zoals boven beschreven verbleef ook zij op Voorne en
waarschijnlijk was de intellectueel Jacob van Maerlant geen
onbekende voor haar. Het werk waartoe Jacob werd gezet
toont inhoudelijk grote overeenkomsten met de situatie van
Floris, én zaken die Aleida zelf belangrijk moet hebben
gevonden. In Alexanders Geesten speelt wraak een belangrijke
rol: het is wraak om zijn vaders dood die Alexander de Grote
ertoe brengt de Perzen te onderwerpen. De parallel met Floris
is eenvoudig te herkennen, ook het begin van zijn
meerderjarigheid stond in het teken van wraak tegen de
Friezen. Tevens spreekt het feit dat zowel Alexander als Floris
koningszonen zijn boekdelen. Het belang dat Aleida hecht aan
het Rooms-Koningsschap van haar broer en Floris vader blijkt
eens te meer uit het feit dat zij vaak oorkonde met de
bewoordingen 'Aleida, zuster van wijlen Willem, doorluchtig
Rooms-Koning'. Het zal dit besef zijn geweest dat zij ook op
haar neefje wilde overbrengen.8
Tot slot komt de naam Aleida overeen met het raadsel dat
van wie hij de naam verstopte in zijn boeken. Van Oostrom
meent dat wij achter de raadselachtige identiteit aan wie
Maerlant het werk opdroeg een vrouw van formaat moeten
zoeken. Immers, zo meent Van Oostrom, het werk is van grote
omvang wat het een 'vorstelijk karakter' geeft, zodat we
Jacob ons wilde voorleggen. De naam van de geheimzinnige
opdrachtgeefster was te destilleren uit de eerste letters van de
tien boeken. Wanneer wij deze letters nemen, vormt het
GHEILEHIDA. Van Oostrom stelt dit voor als een
anagram, waaruit de naam Aleida te vormen valt.9
381 Musis