Tim de Ridder, die het onderzoek leidt, hoopt tot interessante bevindingen te komen over de bewoningsgeschiedenis. Hoe leefden de mensen, waar leefden ze van? Romeinse Tijd. Tot in de jaren vijftig dacht men nog, dat West- Nederland in de prehistorie onbewoonbaar gebied was. Men kende alleen de Hunebedden in het oosten van ons land, waar in de droge zandgronden alleen de vuurstenen werktuigen en aardewerk waren overgebleven. Maar hier in Vlaardingen ging het om organisch materiaal, botten van allerlei vee en opge jaagde dieren, een schedel van een bruine beer die hier toen nog leefde, de oudste fuik van Nederland en zelfs de houten palen van de oudste huizen in de Nederlandse delta. Later werden er elders meer vondsten gedaan en is gebleken dat de Vlaardingen-cultuur zich uitstrekt over Holland en tot in België toe." In de Romeinse Tijd ontstonden er door overstromingen uitgebreide krekenstelsels in het landschap. De bewoners beschermden zich met inventieve waterstaatkundige werken; het zijn de oudste van Noord-West-Europa, een gegeven waarop Nederland als dambouwende natie best trots mag zijn. Het is niet helemaal duidelijk waarom er daarna een ontvolking was, maar in de Vroege Middeleeuwen kwam deze streek opnieuw tot leven. Dat was toen de Ierse missionaris Willibrord hier een kerkje kreeg van de geestelijke Heribald. Een nieuwe impuls kwam er, toen Dirk III in Vlaardingen zijn grafelijk hof stichtte en een burcht bouwde bij de nederzetting. Vlaardingen maakte in de elfde eeuw een bloeiperiode door. Het was de belangrijkste plaats in Holland. Sinds de ontdekking van de Vlaardingen-cultuur voelt Vlaardingen een morele plicht om te pionieren. Vrijwilligers uit Schiedam en Vlaardingen vormden in 1958 een werkgemeenschap van de archeologische werkgroep Helinium, de naam die de Romeinse geschiedschrijver Plinius (23-79 na Chr.) gaf aan de Maas. De gemeente Vlaardingen stelde in 1964 een archeologisch adviseur aan, Cees Wind. Om de zorg voor het bodemarchief nog beter te regelen werd Jeroen ter Brugge in 1993 aangesteld als stadsarcheoloog en het jaar Maar uiteindelijk moet ik ook aan mijn eigen toekomst denken en daarom doe ik in Vlaardingen een klein stapje terug. Ik probeer nu naast mijn werk in Vlaardingen een dag in de week te freelancen. Zo huurt Schiedam me geregeld in als archeologisch adviseur." daarop kreeg deze versterking van assistent-archeoloog Tim de Ridder, die Ter Brugge in 1997 opvolgde. In 1996 had Vlaardingen van het ministerie van OCW een opgravings bevoegdheid gekregen. Dat houdt in dat de gemeente zelfstandig onderzoek mag doen en dat de vondsten eigendom blijven van de gemeente en niet naar het rijk hoeven. Tim de Ridder zit nu in zijn tiende jaar als gemeentelijk archeoloog en de activiteiten zijn in volle gang, beloven nog veel meer kennis op te leveren. Publiciteit scoort hij volop. "Dat is ook nodig. Wij verrichten het archeologische onderzoek niet voor onszelf, maar voor de maatschappij. Het gaat om de informatie en de verhalen die het onderzoek oplevert en dat is kennis die van ons allemaal is. Dat verhaal willen we graag vertellen aan de mensen. Het is mooi als het publiek zich onderdeel leert voeten van een rijk verleden. Met het DNA- onderzoek hebben we ook proberen duidelijk te maken dat we het verleden ook letterlijk in onze genen meedragen." Daarnaast breidt hij zijn werkzaamheden uit. "Ik kan mijn ambities nog lang in Vlaardingen kwijt," zegt Tim de Ridder. "Ik heb tot vorig jaar gehad dat ik aan het einde van het jaar honderden overuren had gemaakt. Daar had niemand om gevraagd en die werden terecht niet uitbetaald. Tim de Ridder woont in Leiden, groeide op in Heiloo en werd geboren in Zaandam. Als kind zat hij al gaten te graven in de achtertuin en de plaatselijke speeltuin. Het fascineerde hem hoe je op een meter diepte schelpjes kon vinden: zomaar in een speeltuin middenin Noord-Holland. Daar moest zee geweest zijn. Elf jaar oud hoorde hij voor het eerst van het beroep archeoloog en hij kreeg fantasieën over schatten vinden. Die schatten hebben gaandeweg een andere betekenis voor hem gekregen. Tim de Ridder vraagt zich bij de bodemschatten vooral af, wat ze aan kennis opleveren. Je doet onderzoek en wat heb je er aan? Hij vindt dat helemaal niet zo'n platte vraag, maar hij beantwoordt het graag met een wedervraag; "Wat heb je aan voetbal?" Zelf heeft Tim niets met voetbal en zo zulten er anderen zijn die archeologie maar niks vinden. "Gelukkig," zegt hij, "vinden heel veel mensen het wel leuk. Gewoon, leuk om meer van de geschiedenis te weten. Hoe er vroeger in dit gebied geleefd werd. Wat ik daarin kan betekenen, is proberen mensen enthousiast te maken en kennis en theorieën aanreiken. Maar ik ga mensen niet bekeren. Ik vind mijn vak boeiend, maar zó fanatiek ben ik niet. Ik vind wel dat archeologie vraagt om publiciteit, want ons verleden verleent ons identiteit. Het zit in de grond en letterlijk in onze genen." 91 Musis Het blootleggen van de kano in De Vergulde Hand, Vlaardingen, foto Jan van der Ploeg

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 91