jeneveraffiche vertelt een nieuw verhaal het stadsbestuur. Wat zij wilden was niet minder dan een wettelijke bescherming van de voor de volle honderd procent uit moutwijn gestookte jenever. En dit dan bekrachtigd door de handtekening van de burgemeester en de gemeente secretaris als getuige a decharge. De strijd ontbrandde in alle heftigheid na het verzoek van de Schiedamse Brandersbond van 24 februari 1900 aan de gemeenteraad, waarin de bond verzocht om het instellen van een gemeentelijke controle. Distillateur C. Dirkzwager wijdde er in 1942 een monografie aan waarin hij de meest uitgesproken brieven en krantenartikelen uit die dagen rangschikte. Het is een boeiend relaas geworden van één van de moeilijkste perioden die Schiedam heeft doorgemaakt en wonden toebracht die nog tot aan het eind van de twintigste eeuw werden gevoeld. De Brandersbond gooide het maar meteen op de 'achterlijke wetgeving op het gedistilleerd en de bevoorrechting der melassestokerijen hier te lande' en het gebruik van 'de vermenging van den originelen moutwijn, waardoor tegenwoordig zeer veel als Schiedamsche Jenever wordt verkocht dat op die naam geen aanspraak maken mag'. Hieruit mogen we overigens afleiden dat de 'oude jenever' al rond 1900 geboren werd. Jonge jenever zou echter pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang komen. Ook verweet de Brandersbuurt de handelaren in gedistilleerd dat zij vreemde spiritus inkochten op het buitenlands entrepot om deze als echte Schiedamsche jenever weer te exporteren. 'Waardoor', schreef de bond, 'ten eerste de goede naam van het echte fabrikaat zeer wordt geschaad, maar ten tweede de prijzen van den origineelen Schiedamschen Jenever uitermate worden gedrukt, omdat deze moet concurreeren tegen vermengden, die onder dezelfde benaming verkocht wordt'. Waar het werkelijk om ging werd echter niet door de branders, maar door één van de felste critici verwoord in een ingezonden artikel in de Schiedamsche Courant van 20 juni 1900. 'Dat onze branders arm zijn', betoogde de door Dirkzwager met 'X' aangeduide briefschrijver, 'daarin heeft de heer J. gelijk, maar hoe komt dit? Hoe komt 't dat voor den moutwijn als regel niet meer gemaakt wordt dan van 5-9 gulden? 't Antwoord is toch niet moeilijk te geven. Bij veel aanbod en weinig vraag zullen de prijzen laag zijn, en deze toestand is tamelijk wel chronisch. Maar er is nog een bezwaar: De Spiritus. Brrr! Alle branders rillen. Ze ballen de vuisten, 't bloed stijgt hun naar 't hoofd enze schrijven adressen en beleggen protestvergaderingen. Want de spiritus, dat is hun doodsvijand. De branders maken moutwijn. Wat spiritus? Moutwijn maken ze, zeg ik U. Hun vader heeft toch ook moutwijn gemaakt, en hun grootvader ook? Die heeft er toch ook geld mee verdiend? Waarom zouden zij er geen geld mee kunnen verdienen? Neen hoor, moutwijn stoken ze, en distillateurs, wilt ge niet veel geld geven, wacht maar. Dwingen zullen ze U, dwingen! Een syndicaat. Alle moutwijn bij elkaar. Hooge prijzen maken. Desnoods zelf distillateurtje spelen. Hoerah! U die er belang bij hebt misschien, of anders zeker de branders zullen beweren, dat jenever van moutwijn lekkerder is dan van spiritus. En dat beweer ik nu niet. En met mij tal van slijters, tappers en drinkers'. Uiteindelijk zou schrijver X door de markt in het gelijk worden gesteld. Het gemeentelijk garantie-etiket kwam. En bestaat voort tot vandaag de dag als wettelijke bescherming van de 'Echte Schiedamsche jenever', dwz jenever die voor het volle honderd procent uit moutwijn is gestookt en zich daarom het beste laat vergelijken met een Schotse 'single malt'. Dit laatste ook wat prijs betreft. Slechts zes distillateurs vroegen het gemeentelijk garantie etiket aan. De overige schakelden met graagte over op het gebruik van melassespiritus als eerste grondstof. Het affiche dat het Jenevermuseum kortgeleden aan de collectie heeft toegevoegd moet kort na 1902 zijn vervaardigd. Want voor de oude drinker op het affiche staat een kelderfles met onmiskenbaar het officiële Schiedamse garantiezegel van 1902. De fles waaruit de andere consument zich een glas heeft getapt draagt een exportetiket, herkenbaar gericht op de West-Afrikaanse markt. Het is een joyeus figuur die het glas Meijer-jenever heft: de das in een 'Amerikaansche' knoop, een kleurig vest en de snor en sik zorgvuldig bijgepunt en gekruld zoals op dat moment in de mode was. In de asbak ligt een sigaret, ook al een symbool waaraan de man van de wereld zich deed kennen. De cafébezoeker naast hem had z'n vader kunnen zijn. Zware bakkebaarden die we ook kennen van de Hulstkamp reclames maar zonder de bijbehorende gezelligheid. De snit van z'n vest is minstens een generatie oud, de das geknoopt volgens oude trant. Inplaats van een sigaret rookt hij een dikke bolknak en de fles voor hem is een anonieme kelderfles. Aan alles is duidelijk dat hij zijn borrel, vergeleken met z'n tafelmaat als een straf ondergaat. Sterker nog, hij gruwt ervan. Of de affiche buiten Schiedam z'n werk heeft gedaan of louter als pesterij van de branders was bedoeld, valt niet te achterhalen. C. Meijer was slechts een kleine distilleerderij met een navenant gering aandeel op de binnenlandse markt. En dan nog..., terwijl in Schiedam in twintig jaar tijd enkele honderden moutwijnbranderijen en branderij/distilleerderijen op de jeneverfles gingen, bracht de strijd over garantiezegel en melassespiritus buiten Schiedam geen rimpel in het glas teweeg. Nederland vond het wel lekker zo. En zou daar nooit meer op terugkomen. HvdS 93 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 93