Stadserf
Hans van der Sloot
Het had zo mooi kunnen zijn met die eerste editie op 12 maart jl.
van de speciale, zogeheten Stadserf-vergadering als bijeenkomst
van de voltallige gemeenteraad en burgers, teneinde de stem van
de laatste te horen voordat besluiten worden genomen en
vastgelegd. Zo was het natuurlijk ook jaren geleden reeds
bedoeld. Het aantal nota's, beleidsstukken, raadsvoorstellen en
collegebesluiten die verbetering van de relatie tussen de lokale
politiek en de burgerij beogen loopt in Schiedam in de tientallen.
Tonnen zijn eraan uitgegeven, meters gemeentepagina's
volgeschreven met hoopvolle artikelen en ongetwijfeld bewaard
Jan Willem de Boer van Look TV een uurtje of wat opnamen van
wethouders die zonder uitzondering spraken van het dichten van
kloven, slechten van barrières, het afbreken van de ivoren toren,
openbreken van de gesloten bestuurscultuur, het slaan van
bruggen en het bieden van handreikingen aan de plaatselijke
bevolking om toch zo dicht mogelijk op de huid te kruipen van
het lokale bestuur. Het effect ervan was nul komma nul.
En de vergadering van 12 maart bracht pijnlijk aan het licht
waaraan het nu precies schort in de lokale democratie. Wie
hoopte dat met een nieuw college en nieuwe
krachtsverhoudingen ook een nieuw elan was ontstaan, kwam
bedrogen uit. Inplaats van een inspirerend pogen om elkaar op
het forum van het Stadserf te bereiken, etaleerde de raad op bijna
stuitende wijze haar zelfgenoegzaamheid en onvermogen tot
onbevangen en open gedachtewisseling. Marcel Houtkamp (D66)
presteerde het om - voorbijgaand aan het feit dat zijn positie geen
betere is dan die van eenmansfractie in een middelgrote raad -
met het aplomb van een senator een spreker terecht te wijzen,
hem te laten stuntelen als een schooljongen en vervolgens het
woord te doen ontnemen. Het was dezelfde spreker die ook nog
de malloterie had moeten verdragen van een Rob Oosthof (WD)
die daarmee opnieuw demonstreerde dat hij langzaamaan het
onderscheid verliest tussen zijn rol van Prins Carnaval en zijn
verantwoordelijkheid als gemeenteraadslid. Tot een zinnige
gespreksdeelname kwam Oosthof niet, hetgeen hem er overigens
niet van weerhield om bij zijn baas Aad Mostert om een blijk van
waardering te vragen. Dat kreeg hij. Want Mostert weet als leraar
klassieke talen als geen ander dat op de Romeinse fora de
rethorica ver boven de rede werd gesteld en dat de Grieken hun
zo hoog geprezen demos krateia in werkelijkheid beperkten tot de
uitverkoren groep van autochtone, vrije mannen. Zeg maar die
bevolkingsgroep die Geert Wilders ook voor Nederland voor ogen
staat. En Mostert straalde die wetenschap ook uit. Ondenkbaar
dat hij zich mengde in het gesprek met het gepeupel dat voor een
wijle een plaats achter de katheder werd gegund. Integendeel.
Hoog verheven decreteerde hij, nog voordat de gesprekken op
gang waren gekomen over de wens van de Hoogstraatwinkeliers
om Fair Play alsnog een plek in de voormalige Monopole-
bioscoop te gunnen, dat zijn partij in de eerstvolgende
vergadering een motie op tafel zal leggen die het college ertoe wil
dwingen om de onderhandelingen met de Fair Play-directie te
heropenen. Waarvoor dient dan een 'Stadserf-gesprek', waarom
dan de moeite genomen om de schijn te vestigen dat er alles aan
wordt gedaan om het contact met de burger te herstellen zoals in
het verleden al zo vaak, tegen zulke hoge kosten en met zo'n
onaanzienlijk resultaat is gedaanWaarom de burgers vragen om
zoveel moeite te doen om hun mening te vormen en te
113 Musis
formuleren om ze vervolgens tot onderwerp te maken van de
paljasserij van een Oosthof of de rigide regeltjesvinderij van een
Houtkamp. Wie tot een serieus gesprek wil komen moet de durf
hebben te willen luisteren inplaats van - de mores op de letter
volgend - de spreker weg te honen op het moment dat hij een
spoor van kritiek durft te uiten.
Beklagenswaardig was de rol van de twee voorzitters Harry van
der Hoeven (PvdA) en Henk Hofland (CDA). Natuurlijk is het
gebruik dat op een commissievergadering (en het Stadserf was in
principe zo'n bijeenkomst) een voorzitter uit het midden van de
raad presideert. Maar is het dan wel zo verstandig om een
vergadering als deze die de opstap zou moeten zijn naar een
nieuw bestuurlijk overleg in handen te laten van twee politici die,
de beste bedoelingen ten spijt, niet opgewassen zijn tegen een
dergelijke experimentele taak.
Met name Henk Hofland naderde zichtbaar de rand van
radeloosheid. Diens taak had voor de gelegenheid waargenomen
moeten worden door een voorzitter die van wanten weet in een
dergelijk treffen, die z'n zaakjes kent en ook de raad durft in te
tomen. Wat zich nu ontrolde was een treffen van goedwillende
burgers die een bijdrage wilden leveren aan de discussie over het
overdragen van de Monopole aan Fair Play met een raad waarvan
een deel, samen met de Hoogstraatwinkeliers en het
Centrummanagement, alweer evenveel verwachtingen lijkt te
koesteren als indertijd van
Jan des Bouvrie in de Korenbeurs of van het Glasmuseum van
Cees van Olst. Het valt de raad te verwijten dat ze het verder weg
liggende belang van deze bijeenkomst - namelijk het op gang
brengen van een regulier constructief gesprek met de bevolking -
volledig uit het oog verloor. Het resultaat was voor iedereen
duidelijk. Geen. En wat restte was de ijdeltuiterij waarmee voor de
camera werd geacteerd en vooral het onvermogen en de onwil
om inhoud te geven aan wat nu al jaren wordt bepleit; namelijk
een beter contact tussen bevolking en gemeenteraad.
Voor deze forum-vergaderingen is de naam 'Het Stadserf
gekozen. De keuze voor juist deze naam is begrijpelijk als
tenminste achter het begrip 'erf' samenhorigheid, eenheid en
samenwerking wordt verondersteld. Zoals de bijeenkomst op 12
maart verliep leek het daar in de verste verte niet op.
Eerder dringt een andere vergelijking zich op: Namelijk met de
manier waarop het gros van de Schiedammers het Stadserf
bekijkt. Deze zien het Stadserf toch vooral als een levenloos,
pretentieus en onherbergzaam plein, gedomineerd door de
klassieke driehoek van 'kapitaal, overheid en kerk', geplaveid met
een voor niet-ingewijden onbegrijpelijke symboliek en geflankeerd
door een trits lege winkels als meest opvallende karakteristiek van
Schiedam. Je moet wel heel erg van deze stad houden om voor
het front van een gedesinteresseerde raad een betoog te durven
afsteken om vervolgens - zonder dat iemand kennis heeft willen
nemen van de strekking van het verhaal - je als een lulletje
rozenwater het zwijgen te laten opleggen.