te makenaltijd weer komt die
barst erin
zijn vrijheid. En niets is hem zo lief als zijn vrijheid.
Die vrijheidsdrang is misschien ook de reden dat hij buiten de
eigen regio betrekkelijk onbekend is gebleven. Hij heeft de
commercie geschuwd, nooit aan de weg getimmerd, bijna
uitsluitend in opdracht gewerkt. Met commerciële kunst zit je
vast aan een galeriehouder, aan een formule. Word je een
soort Corneille, komt je werk op koffiemokken. Moet je naar
Buenos Aires om je nieuwe werk te promoten. Nieuw werk dat
niet van je oude werk te onderscheiden valt. Is dat een
verdienste? Eerder een beperking.
Hij heeft vooral ongebondenheid gezocht. Heeft kans gezien
van zijn opdrachten te kunnen leven. Dat was voor iemand
van zijn generatie niet eenvoudig. "Na de oorlog lag alles in
puin, van iedereen werd verwacht dat hij meehielp met de
wederopbouw. Ik werd daar gek van. Iemand die het lef had
om over straat te slenteren werd nagewezen. Kunst werd in de
verste hoek weggestopt. Maar ik was jong, ik had mijn
dromen."
Sinds hij in 1947, hij was 17 jaar oud en had nog nooit een
museum van binnen gezien, een tentoonstelling met werk van
Kathe Kollwitz in Boijmans bezocht wist hij het zeker: hij wilde
beeldend kunstenaar worden. Hij voer met de laatste
Vlaardingse loggers uit om het dagelijks leven aan boord in
beeld te brengen. Zijn eerste reportage. Een hommage ook aan
zijn grootvader, die op een logger had gevaren. Zijn vader, die
voor de liefhebberij ook schilderde, moedigde hem aan.
Maar hij vond het beter dat zijn zoon eerst een vak leerde.
Zo kwam Leen op een drukkerij terecht, als leerling lithograaf,
vervolgens op de grafische school in Amsterdam en
uiteindelijk op de avondopleiding voor de kunstacademie in
Rotterdam. De horizon wenkte. Hij ging naar Parijs, iedereen
ging in die jaren naar Parijs. Weg uit het benauwde Nederland.
Hij maakte kennis met het werk van de impressionisten,
Cézanne en Picasso.
Hij dacht dikwijls aan emigreren. In Nederland heerste
schrikbarende woningnood. "Ik had lang haar, dus als ergens
een kamer of etage werd aangeboden maakte ik geen schijn
van kans." Tot hij wethouder Van Minnen wist te bewegen de
leegstaande boerderij Groenendaal aan het eind van de
Surinamesingel van de slooplijst te halen en die te verhuren.
Hij trok erin met een clubje artistieke mensen en met Beatrix,
met wie hij kort tevoren was getrouwd. Het was een primitieve
bedoening, geld voor verbouwen was er niet. Maar ze waren
er gelukkig. "We keken zo de polder in, tot aan Maassluis toe."
Als kind had die boerderij hem al gefascineerd, als
veertienjarige had hij er dikwijls het uitzicht zitten tekenen.
Die prachtige hoge iepen op de Maassluissedijk.
Tegenwoordig is Groenendaal een bijna onvindbare groene
enclave tussen dichtopeengepakte huizen en lawaaiige
verkeerswegen. De geschiedenis van de hoeve gaat terug tot in
de 16e eeuw en ligt op een oude kreekrug en de singel die er
langs loopt is eigenlijk een stukje van de Poeldijkse Watering,
een historische waterloop dat dwars door de Westwijk zijn
weg naar Maassluis vervolgt om daar in een vliet uit te
monden. Droppert woont nog steeds op zijn boerderij.
"Zo'n ouwe plek, daar kom je niet gemakkelijk vandaan."
Hij heeft voorgesteld dat Helinium naar de leegstaande stal
verhuist, als de archeologische vereniging eenmaal Moermans
landgoed moet ontruimen. Nooit antwoord gehad van het
stadhuis. Tekenend vindt hij dat voor de desinteresse die de
gemeente voor de geschiedenis aan de dag legt. Voor de onwil
om te erkennen dat het verleden deel uitmaakt van de
toekomst.
Het is een van de redenen waarom hij altijd een haat-liefde
verhouding met Vlaardingen heeft gehad. "Deze stad is een
culturele woestijn," zegt hij. "Maar wel mijn woestijn."
Hij kan zich nog kwaad maken om een voorstel van zeker
veertig jaar terug om het Buizengat te dempen en te
bebouwen. Gelukkig komen er nu alleen op de kades huizen
en blijft de haven open water. "Maar de afspraak dat er langs
het water een openbaar wandelpad zou komen is stilletjes
afgevoerd. Het water is exclusief voor de bewoners. Daar word
ik niet vrolijk van."
Recenter is zijn woede om het vertrek van beoogd
museumdirecteur Jeroen ter Brugge. Een bevlogen en
deskundig man, vastbesloten om Vlaardingen de culturele en
historische eer te bezorgen die de stad toekomt. Weggepest
om zijn ambities.
Het wordt Vlaardingers die de geschiedenis van hun stad
willen beleven niet eenvoudig gemaakt.
In het buitenland kost het minder moeite contact te leggen met
De horizon wenkte. Hij ging naar
Parijsiedereen ging in die jaren
naar Parijs. Weg uit het
benauwde Nederland.
Hij maakte kennis met het werk
van de impressionistenCézanne
en Picasso.
het verleden, merkten Leen en Beatrix tijdens hun reizen door
Italië, Joegoslavië en Frankrijk. In die landen laten ze
oudheden meestal gewoon met rust. Ze ondergingen er een
gevoel van vrede en ruimte en ze hadden het idee dat ze er
vrijer konden ademhalen dan thuis. Dat ze eerder in die
zonnige streken thuishoorden dan in dat sombere Vlaardingen.
Je ziet het aan zijn schilderijen uit die tijd. Geen donkere,
ingetogen kleuren meer, maar alles licht en uitbundigheid.
In 1964 kochten ze in de Ardèche een vervallen boerderij en
verbouwden die tot atelier. De streek was een waar paradijs
voor liefhebbers van de prehistorie. De fossielen lagen er voor
het oprapen. Een zwijgzame schaapherder die geregeld de
beek voor hun huis overstak, legde als blijk van
verstandhouding wel eens ammonieten op een kei in de
passerelle van de rivier. Het amulet dat Droppert aan een
159 Musis