occasije te geeven aan behoeftige en onvermogende Luiden
om haere kinderen, zonder kosten te doen Profiteeren van
behoorlijk onderwijs dat bij gevolg een bekwaam Persoon
inzonderheid de konst van Navigatie behoorlijk verstaande tot
Schoolmeester ter instructie van alle arme kinderen op stads
kosten behoorde te werden aangesteld, ten eynde die Kinderen
behoorlijk onderweesen zijnde, capabel mogen worden, om
zig door de Vaart (al van ouds een voornaam Middel van
bestaan van de ingesetenen deezer stad in het generaal, en
particulierlijk van de Kleene gemeente) off door eene off
andere bekwame handneering te konnen pousseeren: waar
door ten minste zoo veel amulatie in deze zouden werden
verwekt, dat zich zouden schamen om tot onderhoud en laste
van gemelde kamer te koomen'.
In zijn Geschiedenis van Schiedam oppert G. van der Feijst de
mogelijkheid dat de vroedschap met deze armenschool, die de
nadruk zwaar op de zeevaart legt, het getij wilde keren en
althans een zeker aandeel in de scheepvaart en visserij voor
de stad wilde behouden. Maar het besluit kan ook een heel
andere achtergrond hebben. De brandersnijverheid was
winstgevend als nooit tevoren. Het aantal behoeftigen nam
dan wel toe, de productie en export van jenever (in handen
van de vroedschap) groeiden in een nog sneller tempo. In de
collectie van het Jenevermuseum bevindt zich een zeldzaam
uitslagenboek (1831 tot 1837) van de distillateur J.J. Meder uit
het begin van de negentiende eeuw. De productiemethode van
jenever verschilde op dat moment nog niet wezenlijk van de
methoden die in de achttiende eeuw werden gehanteerd en
ook de export verliep nog volgens dezelfde organisatie en
vervoersmogelijkheden. Wat het boek bijzonder maakt is dat
daarin niet alleen de hoeveelheden uitgeslagen gedistilleerd
werden bijgeschreven, maar dat de totalen ook zijn uitgesplitst
naar verpakkingen en colli, de hoeveelheden veraccijnsde en
onveraccijnsde jenever, alsmede de opgave aan welke
binnenlandse vrachtvaarder het gedistilleerd was aangeboden
en met welk schip, onder bevel van welke kapitein het
gedistilleerd naar de genoemde bestemming werd vervoerd.
Dit uitslagenboek geeft - kortom - een gedetailleerd beeld van
de zeer omvangrijke exportactiviteiten van één Schiedamse
distillateur. Het behoort tegen deze achtergrond tot de
mogelijkheden dat de Schiedamse vroedschap, die
hoofdzakelijk bestond uit voorname branders, hiermee een
zwakke poging ondernam om ook een vinger te krijgen in de
belangrijke aanvoer van grondstoffen en export van de
jenever. Op één of andere manier lukte het de Schiedamse
branders niet om dit voor elkaar te krijgen. Ook niet in de
eeuw daaropvolgend toen de productie en export van jenever
zich na de beperkingen van de Bataafsche Republiek en Franse
tijd volledig hadden hersteld. Hetgeen eens te meer
merkwaardig is omdat het onder andere de grote Delfshavense
distillateurs Henkes en Kiderlen wel lukte om hun jenever met
eigen schepen naar West-Afrika, de Caraïbische eilanden en de
Verenigde Staten te brengen.
In 1762 werd de Armenschool uiteindelijk opgericht. Van der
Feijst besteedt hieraan in zijn Geschiedenis van Schiedam - en
met kennelijk veel plezier - ruime aandacht. Waar de oud
gemeentearchivaris zich elders in het standaardwerk beperkt
tot louter feitelijkheden, spreekt hij hier met een duidelijke
geamuseerde ondertoon dat het een hoofdtaak van de
onderwijzer was 'te leeren en vermanen behoorlijkke agting
en beleefdheid aan alle Perzonen die in het Politique,
kerkelijkke en Huysselijke regeeren te bewijzen'. In het
bijzonder 'jegens de Heeren van de Regering... aen welker
vaderlijkke zorg zij de gelegenheid van onderwijs zonder
eenige Costen verschuldigt zijn, waer door zij onder Gods
Zegen tot beter staet en welvaert kunnen geraken'.
Dit laatste gold dan niet voor de schoolmeester die bij
herhaling meldde niet van zijn salaris te kunnen rondkomen
waarom hij in 1770 ten einde raad een huis met branderij
kocht. Of wilde - meer geletterd - een graantje meepikken van
de hausse die de branderij op dat moment beleefde.
Hij verzocht ook om de school naar dit nieuwe huis te mogen
overbrengen. Maar daarmee had hij buiten zijn drie
bestuurders gerekend. In het conflict tussen hem en zijn
schoolbestuur dat daaruit volgde wezen de heren hem op hoge
toon op het schoolreglement dat hem verbood om 'nevens de
school eenige neering, hanteering, koopmanschap, handel,
beroep of eenige functie hoegenaamd bij de hand te nemen'.
Ondertussen bleef het aantal armen groeien. In 1773 sprak de
vergadering van de kerkeraad van de Hervormde gemeente
over de zorgelijke financiële toestand van de diakonie door het
groeiend aantal behoeftigen. In het oplossen van de problemen
kon de kerkeraad rekenen op de steun van het stadsbestuur
aangezien dit met dezelfde problemen te kampen had.
Opmerkelijk in de notulen van de verschillende vergaderingen
over dit onderwerp is dat de vroedschap zich ervan
rekenschap geeft dat niet onwil de kern van het probleem
vormde maar het gebrek aan werk. Een oplossing werd
gedacht in het stichten van een spin- en naaischool en deze te
verbinden aan de Armenschool, waarvoor de bestaande
behuizing voorlopig voldoende ruimte leek te bieden.
In 1778 - nadat de vroedschap inmiddels ook het initiatief had
genomen voor een tweetal 'Kleijn Kinderen Arm Scholen' -
bleek dat door het nog steeds groeiend aantal armen de
bestaande school alweer te klein geworden was. En dat terwijl
de groei van de brandersnijverheid in dezelfde jaren de
stichting van zes moutmolens noodzakelijk maakte waarbij er
in de laatste jaren van de achttiende eeuw nog eens vier
moesten worden bijgebouwd.
In 1779 werd het besluit genomen om de huisvesting van de
armenschool nu voor eens en voor altijd goed aan te pakken
en werden via een tussenpersoon een viertal erven verworven
aan de oostzijde van de stad tussen de Broersvest en het
Broersveld. Hier mocht de schepper van enige 'monsterlijke
gebouwen', maar desalniettemin stadsarchitect Rutger van
Bol'Es zijn gang gaan met het ontwikkelen van een plan 'tegen
ten meesten nutte en ten minsten kosten van deezen stad'.
Hetgeen geschiedde en tegen de prijs van 15.000 gulden een
eenvoudig uitgevoerde maar desalniettemin karakteristiek
schoolcomplex opleverde met woningen voor de
schoolmeester, een vergaderkamer voor de regenten, een
woning voor de meester over de spin- en naaischool en het
schoolgebouw daarachter. Als ensemble geen bovenmatig
fraai, maar ook zeker geen onbelangrijk erfgoed. Alleen al niet
omdat alle onderdelen ervan bewaard zijn gebleven. Nu maakt
het kennen van de geschiedenis ervan een monument niet
mooier of belangrijker. Maar wel geeft deze - eenmaal bekend
- zelfs aan de minst opvallende gevel betekenis.
193 Musis