onderzoek naar Aleide van Henegouwen 257 Musis Roomskoning Willem II verstaat zich met Albertus Magnus, litho van C. Rochussen in Qastalia, jaarboekje aan de Fraaije letteren gewijd - 1867. werken schrijven: de ridderroman Alexanders Geesten en het beroemde encyclopedische Der Nature Bloeme, welke titel in hedendaags Nederlands zoiets zou zijn als 'Het mooiste van de natuur'. Gedurende deze periode heeft ze zich ontpopt als een belangrijke politieke speler, die de dynastieke belangen van zowel de Hollandse grafelijke familie als die van haar eigen kinderen niet uit het oog verloor. Ze probeerde de Vlaamse gravin dwars te zitten in Zeeland en stelde alles in het werk om voor haar oudste zoon, Jan, de Henegouwse gravenkroon in handen te krijgen, hetgeen in 1280 uiteindelijk ook lukte. Aleide zat gedurende de periode als voogdes over Floris V in een lastige politieke spagaat. Enerzijds voelde zij zich duidelijk verantwoordelijk voor de politieke en dynastieke belangen van de familie Avesnes, anderzijds moest zij waken voor de belangen van haar Hollandse neefje. De middelste zonen werden allen klaargemaakt voor een carrière binnen de kerk. Voor haar jongste zoon, Floris, heeft Aleide getracht een stabiele machtsbasis in Holland op te bouwen. De uitbreiding van de Henegouwse familie in Holland en de daarbij behorende politieke twist bracht in Holland grote politieke spanningen met zich mee, die tot uiting kwam in een conflict tussen Floris V en zijn Henegouwse verwanten. De uitbarsting kwam begin jaren zeventig, toen Floris als inmiddels heersende Hollandse graaf zijn tante en haar zoons het graafschap uitzette. De rol die Aleide speelde binnen de internationale politiek wordt doorgaans beschreven met de Hollandse graven als uitgangspunt. De hiervoor zeer globaal geschetste kluwen van zowel lokale als bovenlokale belangen, doorweven met dynastieke en politieke overwegingen, strategische allianties en een verblijf op verschillende plaatsen, maken het echter aannemelijk om haarzelf tot middelpunt te nemen in een studie naar haar precieze handelen. Dit werpt niet alleen licht op de bepaalde belangen die zij najoeg, maar geeft mogelijk ook nader inzicht in haar positie als weduwe met zekere politieke invloed, strategisch inzicht en bestuurlijke verantwoordelijkheid. Een positie die vrij bijzonder was in de Middeleeuwen, maar niet zo uitzonderlijk dat er geen vergelijkingsmateriaal voorhanden zou zijn. Ook op kerkelijk gebied liet Aleide haar sporen achter. Vanaf de 13e eeuw kwamen in Europa nieuwe religieuze bewegingen op, zoals de bedelorden en de begijnen. Ook in Holland en Zeeland kregen de bedelorden en begijnen vaste voet aan de grond. Het is juist het testament van Aleide waarin stromingen binnen deze bewegingen als eerst in onze streken worden genoemd. In haar testament van 18 oktober 1271 worden waarschijnlijk alle kloosters in deze gewesten begunstigd. In totaal zijn dit niet minder dan vijfenveertig instellingen. Wat betreft de Begijnen is de begunstiging weinig verwonderlijk: De begijnen waren sinds het eind van de 12e eeuw een beweging van vrome katholieke vrouwen, die in kuisheid een leven van bezinning en gebed wilden leiden. Zij legden niet zoals kloosterlingen een gelofte van eeuwige trouw en armoede af, maar woonden wel in een besloten gemeenschap rondom of in de buurt van een kapel. De beweging kreeg rond 1240 een duidelijker vorm en trok vooral vrouwen aan uit hogere en geletterder standen. Opmerkelijk is het evenwel dat Aleide op haar eigen grond in Schiedam een Begijnhof stichtte. Ook in ander opzicht maakte Aleide een meer bijzondere keuze op religieus gebied. Na haar overlijden werd ze begraven bij haar man, in het klooster van de predikheren te Valencijns. Dit wijst op een duidelijke voorkeur voor de bedelorden. Het zou boeiend zijn wanneer we haar band met deze twee orden beter binnen historiografisch perspectief kunnen inbedden op het gebied

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 257