271 Musis literaire activiteiten van zijn moeder blijft vanzelfsprekend buiten beschouwing. Zeker is echter wel dat Gwijde zich bezig hield met literatuur en wetenschap. Hij was leerling van de in zijn tijd beroemde filosoof en sterrenkundige Hendrik Bate van Mechelen en schreef Ars d'anrour, de vertu et de bonheurté: een uitgebreide verluchte verhandeling op basis van Aristoteles' Ethica Nicomachea over liefde, deugden en geluk. Floris was de benjamin van de broers. Hij spendeerde een groot deel van zijn jeugd aan het hof van de heer van Voorne, samen met zijn ongeveer even oude neef Floris van Holland. Het moet deze jeugdband geweest zijn waardoor de neven lange tijd in goede verstandhouding met elkaar verkeerden. Toch ontstaat er uit de beschikbare bronnen en historiografie een beeld van een moederskindje. Aleide zorgde ervoor dat Floris erfgenaam was van haar belangrijkste bezitting: de stad en hoge heerlijkheid Schiedam, waar hij al in 1268 heer van werd. Zelf wist hij door koop omvangrijke goederen op voornamelijk Walcheren te verwerven. Na Aleides dood namen zijn broers het voor hun jongste broer op door hem te begunstigen met de tol bij Niemantsvriend (nabij Sliedrecht) en in Henegouwen met de steden Braine en Halle. Allereerst echter toonde neef Floris V als graaf van Holland een groot vertrouwen in zijn Henegouwse naamgenoot toen hij hem in 1272 tot baljuw van Zuid-Holland en stadhouder van Zeeland benoemde. Door de combinatie van deze functies werd Floris samen met de burggraaf van Zeeland, Albrecht van Voorne, de invloedrijkste persoon in dit gewest. Samen tenslotte als een bedreiging voor zijn eigen positie ging zien hetgeen leidde tot een openlijk conflict tussen hem en tante Aleide en haar zoons. De Hollandse graaf zette zijn verwanten in 1278 en bloc zijn graafschap uit. Drie jaar later werden de geschillen echter weer bijgelegd en de goederen aan de Henegouwse verwanten teruggeven, maar niet zonder dat de invloed van de Henegouwse tak in Holland definitief was teruggesnoeid. Floris zat daarentegen ook niet stil. Nu zijn neef hem in Holland in zijn macht had beknot, joeg hij internationaal politieke en dynastieke ambities na die hij in de Nederlanden nooit zou hebben kunnen verwezenlijken. In 1287 trad hij in dienst van het Napolitaanse hof van Karei II van Anjou. In de strijd tegen de Aragonezen onderscheidde Floris zich als moedig ridder en werd al spoedig commandant van Korfu. Maar Floris wilde meer en wist de erfprinses, Isabelle de Villehardouin, van de kruisvaarderstaat op de Peleponnesos, Achaia, te schaken. Na het huwelijk vertrok de nieuwe vorst van Archaia naar het vorstendom, om daar tot zijn dood in 1297 te regeren. Opmerkelijk is dat Floris niet alleen politiek probeerde zijn vleugels uit te slaan: eerst in Holland, later in Henegouwen en nog later op internationaal vlak, maar zich net als broer Gwijde bezighield met de ridderlijke deugden van zijn tijd. Floris van Henegouwen was een gevierd toernooiridder en zanger. Hij wordt bij naam en toenaam geroemd om zijn Zegel van Aleide en haar zoon Floris, foto Gemeentearchief Schiedam Graftombe van Gwijde van Avesnes, de eerste bisschoppelijke tombe in de noordelijke Nederlanden, foto Jeroen Rodenberg brachten deze heren rust in het roerige Zeeland door geregeld de hulp in te roepen van de Zeeuwse Hoge Vierschaar en de Zeeuwse edelen ertoe te bewegen de kant van de Hollanders te kiezen. Op de achtergrond zal Aleide dit met welgevallen hebben gadegeslagen. Maar niet alleen met het bemachtigen van hoge bestuurs functies en verwerven van uitgebreide goederen in Holland en Zeeland groeide de macht van Floris. Ook door bondgenoot schappen met de hoogste Hollandse en Zeeuwse edelen als Albrecht van Voorne, Wolfert van Borselen en Dirk van Teylingen vergrootte hij zijn machtspositie. De invloed van Aleide en haar zoon werd zelfs zó prominent dat Floris V dit ridderlijke en dichterlijke vaardigheden op het toernooit van Chauvency in 1285. Het meest opmerkelijk in de levenloop van beide broers zijn de overeenkomsten. Niet alleen tussen hen beide, ook tussen de zoons en de moeder. Gwijde en Floris waren beide heer van een stad en een verdienstelijk ridder (al bekleedde Gwijde de bisschoppelijke waardigheid). Gwijde schreef het omvangrijke Kunst der liefde en Floris was een gevierd dichter op riddertoernooien. Aleide was even ambitieus en zeker - getuige in ieder geval het uitzonderlijk gegeven dat zij op haar officiële zegel een boek in de hand heeft - geïnteresseerd in 'de scone tale'.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 271