De Peter Hellemons In het Hoofdlijnenakkoord (mei 2003) en in de Uitgangspuntenbrief Cultuur heeft het kabinet het belang onderstreept van een sterke culturele infrastructuur.1 Een hoogwaardig, verscheiden en goed gespreid stelsel van culturele voorzieningen is niet alleen noodzakelijk uit overwegingen van cultuurpolitieke aard of voor een bruisend cultureel leven. Culturele voorzieningen, zoals schouwburgen, concertpodia, musea en filmtheaters maken een gemeente aantrekkelijk voor de creatieve klasse: hoog opgeleide mensen die een beroep uitoefenen waarbij creativiteit van doorslaggevend belang is. Economische groei hangt onder meer samen met een tolerant klimaat, de aanwezigheid van creatieve, getalenteerde arbeidskrachten en van bedrijven die zich met technologie bezig houden. De twee eerste voorwaarden worden versterkt door een aantrekkelijk cultureel klimaat. Steden ontwikkelen dan ook bewust strategieën om cultuur niet alleen als doel, maar ook als middel te benutten. Dat ondernemers het potentieel aan hoogwaardige arbeidskrachten in een gemeente mee laten wegen bij de keuze voor een vestigingsplaats versterkt het belang van de culturele factor, naast voorzieningen voor bereikbaarheid, onderwijs en de kwaliteit van de woningvoorraad. Musis 274 De aanwezigheid van de creatieve klasse is voor bedrijven een belangrijke vestigingsplaatsfactor, aldus Florida. Dit biedt interessante perspectieven: een aantrekkelijk imago, meer werkgelegenheid en meer innovaties. Steden die de ruimte bieden aan talent, technologie en tolerantie, hebben volgens Florida de toekomst. Voor Schiedam is hier een belangrijke en interessante weg te bewandelen. In de cultuurnota van 2006 - 2009 (verschenen januari 2006) Zegt men "Veel is Goed maar Goed is veel Beter". Flier ligt de mogelijkheid tot een goede ontwikkeling van de binnenstad met in het achterhoofd houdend de belangrijke culturele factor. Tot nu toe is voor Schiedam de houding geweest dat het doel de middelen heiligt. De ontwikkeling van het Stedelijk Museum is een onderdeel hiervan evenals het Fortis Theater aan de Schie. Natuurlijk zijn dit geweldige impulsen voor de opleving van een stad maar zijn tot nu toe alleen doel. Ontwikkeling zal je hier niet beleven, zij kunnen wel bij staan in de ontwikkeling van een culturele opleving binnen een stad. Het Stedelijk Museum Schiedam is van een onschatbare waarde voor de culturele beleving binnen een stad. Iedereen weet het en iedereen heeft er een mening over. Juist de mogelijkheid tot het hebben van een mening geeft aan dat er meer kan zijn dan alleen fysieke aanwezigheid. Het dilemma van de creatieve stad resulteert op politiek en maatschappelijk niveau vooralsnog in een armoedig debat.2 Voorstanders denken dat kunstenaars veelal talentloze navelstaarders zijn, die zich op kosten van de belastingbetaler verliezen in obscure autobiografische projecten. Liever zien ze 'design docks', galerie circuits, museumnachten en 'art fairs' en loven ze de kunstenaar die ten minste zijn eigen broek kan ophouden. Hierbij vergetend dat talent niet alleen schuilt in het succes dat iemand heeft. Een vaak gemaakte fout op lokaal gebied. De Angelsaksische oorsprong van deze trendgevoelige termen verraadt een gelijksoortige oorsprong. Ze zijn namelijk ontsproten uit een even gevleugeld begrip, waarin globalisering en verstedelijking zijn samengebald: de 'global city'. In haar gelijknamige boek uit 2001 legt Saskia Sassen uit dat de postindustriële stad geleidelijk is opgenomen in een wereldeconomie. Dienstverlening en kapitaalstromen gaan de dynamiek van haar grootstedelijkheid bepalen. In die grootstedelijkheid spelen kunst en cultuur een uiterst belangrijke rol door zich duurzaam te verbinden met de economie. Laaggeschoolde en industriële arbeid maken in de postmoderne stad plaats voor de kenniseconomie. Creativiteit is in dat verband een sleutelwoord geworden. Schiedam heeft geprobeerd om via een groot en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 274