L'homme sucré (bis) Beschouwers van de collectie Van der Geer zien dat het werk uit de jaren '60 een anekdotischeverhalende manier van tekenen laten zien dat zich in de loop der jaren langzamerhand ontwikkelt naar een meer conceptuele manier van tekenen een lijn direct, zonder omwegen, uit het hart op het papier komt. Van der Geer: "Het is te vergelijken met schrijven en daarom heeft tekenen op een bepaalde manier de intimiteit van een brief". Het derde is eigenlijk een gemeenschappelijke noemer die conservator Ludo van Halem ziet in het verzamelde werk van de afgelopen tien jaar: "Veel tekeningen hebben te maken met het menselijke lichaam, in zijn fysieke gesteldheid, of wel in een gebaar (waar de koffie- en theedrinker van Uwe Poth ook een voorbeeld van is), of wel zintuiglijk (de vingertoppen in het soort zeepbakje van Louise Schmidt), of wel het al dan niet gebonden lichaam (zoals Marlies Appels gracieuze vrouw waar meetlinten omheen dwarrelen) of de mensen die Paul van der Eerden tekende die elkaar in de houdgreep hebben". "O ja?" reageert Van der Geer verbaasd, "ik heb daar niet zo bewust over nagedacht, maar dat zou best te maken kunnen hebben met mijn fysieke beperking van de afgelopen jaren." De Schiedammer Van der Geer begon in de jaren '60 met zijn galerie Punt 4 en werkte daarna zo'n veertien jaar voor de Rotterdamse Kunststichting. Hij maakte tentoonstellingen in De Doelen en Kunstzaal Zuid op het Zuidplein en later in het Lijnbaanscentrum. "Dat was een heerlijke baan, ik heb zo veel gezien, zo veel mensen ontmoet en zo veel geleerd", vertelt Van der Geer met een ernstige, maar tevreden blik. Hij voelde zich zeer vereerd en nam zijn taak de overheid te representeren heel serieus. Met de beschikbare middelen probeerde hij zo breed mogelijk te verzamelen. "De bezoeken aan de ateliers van kunstenaars waren het leukst, het is een intieme gebeurtenis. De meeste kunstenaars laten je enigszins schuchter binnen, maar al gauw word je deelgenoot gemaakt van hun wereld, dat is eigenlijk heel bijzonder", herinnert hij zich. "Er waren kunstenaars bij, zoals Arie de Groot bijvoorbeeld, wiens werk ik zag vlak na zijn afstuderen tot aan wat hij nu maakt. Je volgt een hele ontwikkeling van zo'n oeuvre". Aan elk werk zit een verhaal vast, zo ook bij een tekening van de Duitse kunstenaar Hannsjörg Voth van de mummie. "Dat was een heel indrukwekkend project, Reise ins Meer. Een meer dan levensgrote mummie werd eind mei 1978 in het Duitse Ludwigshafen in de Rijn te water gelaten om met het rivierwater mee te stromen naar Hoek van Holland, waar het uiteindelijk verbrand werd. Organisatorisch had dat nogal wat om handen en toen Voth binnen kwam lopen bij de Doelen om te vragen of ik hem daar misschien mee kon helpen, heb ik dat gedaan. Ook later bij het project Boot aus Stein in het IJsselmeer hielp ik hem". "Dat ik de werken nu schenk aan het museum is omdat ik iets wil terugdoen voor de openbare kunstinstellingen die mij jarenlang in de gelegenheid hebben gesteld kennis te vergaren, kunstenaars te ontmoeten en kunst te verzamelen. Natuurlijk in eerste instantie voor die instellingen zelf, maar aan de zijlijn ook voor mij zelf". Want van de kunstenaars die hij in de loop der tijd ontmoette zijn er ook een aantal in zijn eigen collectie vertegenwoordigt. "Het scheiden van het publieke oog en het persoonlijke oog was soms heel moeilijk. Maar er was nooit enige twijfel over de collectie waar een werk in terecht kwam, de stichting, of later het museum, kwam altijd eerst". Het museum speelde al vroeg een rol in zijn leven, als zestienjarige kwam Van der Geer er vaak, "het museum was toen nog in verbouwing". Het museum maakte op zijn beurt nader kennis met Van der Geer toen het een werk van Peter Struycken kocht in Galerie Punt 4. En ook later adviseerde Van der Geer het museum bij aankopen. Het is dan ook mede om deze reden dat Van der Geer zijn collectie aan het Stedelijk Museum schenkt. Conservator Ludo van Halem: "Het kan een nieuw anker worden in de collectie van het museum". Van der Geer neemt ontroerd en dankbaar kennis van deze visie. "En het werkt twee kanten op", zegt Van Halem, "het is zo dat de werken die Van der Geer het museum adviseerde te kopen een kernfunctie binnen de collectie van het Stedelijk Museum kregen. Dat Van der Geer zelf ook werk in bezit kreeg van de zelfde kunstenaars, spreekt voor zichzelf. De schenking van dit deel betekent voor het museum een enorme verrijking". Van Halem: "Bij alle werken, staan intimiteit en intuïtie voorop, want in de tekenkunst is het moment van de inventie het meest direct en ook zeer afleesbaar aanwezig, het is zonder uitzondering ook altijd hoogstpersoonlijk". En de tentoonstelling heeft die intimiteit weten te behouden, door het in de juiste kamer op de juiste manier op te hangen. "Het is natuurlijk op veel verschillende manieren op te hangen, op thema, op materiaal, op grootte, maar nu is het chronologisch geëxposeerd op aanschaf en met het 'hart' van de tekening als leidraad voor de andere werken". En zo is het rustig op de tentoonstelling en is de tekst Do you still hear music, even when there is no music op het werk van Simon Benson hier dan ook van toepassing. De overeenkomst tussen tekenkunst en muziek is de gemoedstoestand waarin de tekening net als de muziek tot stand komt en begrepen moet worden, direct uit het hart en zonder omwegen. Musis 294

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2007 | | pagina 294