De dood, de prijs e
Vlaardings zelfverklaarde stads-chroniqueur Peter de Jong na
afloop van de uitreiking van de Bob Verbiest Cultuurprijs in
Maassluis de jury voor de voeten wierp de prijs te hebben
toegekend aan twee ambtenaren.
Twee succesvolle ambtenaren nogal liefst en voor dit
moment de paradepaardjes van het bestuurlijk Vlaardingen
dat de wierrook van landelijke aandacht en bewondering
maar al te graag in eigen richting wuift.
Het uiterlijk van De Jong, gekleed in lange jas, zwierig
geknoopte strik en de wandelstok van de London-dandy
mocht dan een flamboyante - ver boven alle burgerlijkheid
verheven - bohemien suggereren, de hoge toon waarop hij de
jury een knieval verweet voor de regionale nomenclatuur,
verried daarentegen een vol-aardse wrok. In zijn ogen
werden met de prijs twee potloodschuivers ten stadhuize
begunstigd terwijl hij en de zijnen het liefst een
barricadebewuste geestverwant uit zijn persoonlijke habitat
van arti et amicitiae onderscheiden hadden gezien. Wie en
wat dat dan ook geweest zouden mogen zijn.
En Peter de Jong was lang niet de enige met bezwaren tegen
de keuze van de jury. Nog dagen daarna was het historisch-
biologisch onderzoeksproject van Harm Jan Luth en Tim de
Ridder in Vlaardingen onderwerp van gesprek en vooral van
kritiek die met het verstrijken van het uur meer een meer uit
leek te gaan van een Kafkaiaanse wereld van despotische
overheden en hun karakterloze dienstknechten.
Natuurlijk liet de jury van de Bob Verbiest Cultuurprijs wel
degelijk tot zich doordringen dat met de onderscheiding van
de 'Zoektocht naar de oer-Vlaardinger' twee ambtenaren de
prijswinnaars zouden zijn. Lang is er ook over gesproken of
dit wel kon en mocht. Lang is ook stilgestaan bij het feit dat
'de Zoektocht' ruime nationale en zelfs internationale
aandacht had gekregen. Waarbij zelfs de mogelijkheid werd
geopperd dat de gretigheid waarmee van de vondst in de
media verslag werd gedaan het wezenlijk belang van het
project oversteeg.
En de prijs zou worden uitgereikt aan een project dat in het
geheel niet die portee had die het publiek ervan
veronderstelde.
Langs de 'meetlat' gelegd van de criteria die voor de Bob
Verbiest Cultuurprijs worden gehanteerd, bleek 'de zoektocht'
echter telkenmale voor te liggen. Niet zoveel als de critici
veronderstellen, maar wel steeds voldoende en wel steeds
met unanieme instemming. En Peter de Jong cs zullen toch
niet kunnen beweren dat de jury bestaat uit personen die bij
de gemeentelijke overheden van Maassluis, Vlaardingen of
Schiedam in het gevlei zouden willen komen.
En nog minder wie dan ook uit ambtelijke kring invloed
uitgeoefend zou kunnen hebben. Was dit wel het geval
geweest dan zou diskwalificatie het enige antwoord zijn
geweest. Doorslaggevend waren de creativiteit en
oorspronkelijkheid. Niemand had ooit aan De Ridder en Luth
gevraagd om een dergelijk onderzoek vanuit deze parameters
te ondernemen. Sterker nog: nergens ter wereld was 'voor
Vlaardingen' iemand op het idee gekomen om de
mogelijkheden van DNA-onderzoek aan te wenden voor een
historische verkenning.
Dit betekende bijna automatisch dat ook aan een ander
criterium was voldaan, namelijk de mate waarin kon worden
gesproken over zelfverworven inzichten. Er was niets op dit
gebied. Zowel De Ridder en Luth als het Leidse Universitair
Medisch Centrum moesten maar afwachten of het werken
met het oudste tot dusver in Nederland geïsoleerde DNA tot
enig resultaat zou kunnen leiden. Ook aan de laatste
voorwaarde, namelijk dat het project in betekenis de
stedelijke en regionale grenzen moest overschrijden, werd
ruimschoots voldaan. Zozeer zelfs dat het Vlaardingse
resultaat historici in Spanje inspireerde tot een gelijksoortig
onderzoek van de DNA sporen in de grafkist van Christoffel
Columbus. Eindelijk, zo veronderstellen zij, kan antwoord
worden verkregen op de vraag of Columbus een telg uit een
verlopen Genuaans koopmansgeslacht was, danwel een
bastaard was van een Portugese prins of een welgestelde en
avontuurlijke Catalaan met een voldoende vlotte babbel om
een paar schepen en bijbehorende bemanningen bij elkaar te
praten. Zo redenerend kon de jury van de Bob Verbiest
Cultuurprijs weinig anders dan de ambtelijke status van de
genomineerden naast zich neerleggen. Van de functionaris
mag immers niet worden verwacht dat hij op bevel als een
Bram Vingerling het onzichtbaarheids-poeder uitvindt of aan
de hand van een paar moleculen uit een duizend jaar oude
kies de laatst levende nazaat opspoort.
Er is echter alle reden om de kritiek van de Vlaardingse
media toch heel serieus te nemen. Er is namelijk iets anders
aan de hand. Lokaal bestuur en politiek vertonen steeds een
sterke neiging om zichzelf individuele artistieke, creatieve en
sportieve prestaties en successen toe te rekenen. Zolang dit
gebeurt in de vorm van een rondrit in een open koets, mooie
toespraken, het toejuichen op het balkon of desnoods het
verlenen van een ereburgerschap is er nog weinig aan de
hand. Kwalijk wordt het wanneer die prestaties als maatstaf
ter beoordeling van anderen worden genomen. Of wanneer
deze een rol van betekenis krijgen toegemeten in het
cultuurbeleid. Je kunt geen appels met peren vergelijken,
maar ondertussen doet de politiek niets liever. Op die manier
kan het gebeuren dat een cultuurbeleid dat per definitie
gericht zou moeten zijn op het stimuleren van initiatief en
bevorderen van kwaliteit, maar al te gemakkelijk verwatert
Musis 340