Ingrid van der Vlis
De Nigeriaan Henri Aflakpui
verzorgt trouw het
familieheiligdom ter ere van zijn
voorvaderen. Om dit goed te
kunnen doen, brengt hij af en toe
een plengoffer. Hij giet dan wat
drank bij het heiligdom, liefst
jenever. Aflakpui benadrukt dat
het niet altijd hele dure -
Schiedamse - jenever hoeft te
zijn, maar soms vragen zijn
voorvaderen daar specifiek om.
Dat is immers de meest zuivere
en daardoor kostbaarste drank
voor dergelijke rituelen. Henri
Aflakpui is één van de mannen
die Dmitri van den Bersselaar
geïnterviewd heeft om de handel
en het gebruik van jenever in
West-Afrika te onderzoeken,
beschreven in King of Drinks.
Schiedamse jenever in Ghana.
Het zijn dergelijke persoonlijke
getuigenissen die het boek een
sterke meerwaarde geven.
Hollanders handelden al vanaf de vijftiende eeuw in West-
Afrika, in buskruit, wapens, textiel, tabak en ijzerwaren.
Handel in (sterke) alcoholische dranken maakte daar
nauwelijks deel van uit. De Afrikanen importeerden vooral
rum die afkomstig was uit Noord-Amerika en het Caraïbisch
gebied. Dat veranderde in de loop van de negentiende eeuw
toen jenever uit Duitsland en de Nederlanden voor een
enorme opbloei van de markt zorgde. Aan het eind van de
eeuw werd aan de westkust meer jenever dan rum
verhandeld, een situatie die tot na de Eerste Wereldoorlog zou
voortduren. In de jaren daarna nam de import van jenever af.
Het belang van jenever nam echter nauwelijks af. De drank
had zich comfortabel in de West-Afrikaanse cultuur genesteld
en was niet meer weg te denken uit bepaalde rituele
handelingen. Het importartikel was onderdeel geworden van
nationale en lokale tradities.
Dat laatste is niet geheel uniek. In Nederland hebben we de
tulp ook omarmd als nationaal symbool, terwijl deze toch
oorspronkelijk uit Turkse bodem kwam. Een belangrijk
verschil is dat de eerste tulpenbollen als luxeproduct
geïmporteerd werden. Ze zorgden voor een ware tulpenrage
onder de rijke burgers, en kwamen pas later bij het 'gewone'
volk terecht. De tulpen werden een massaproduct. Dit is de
manier waarop nieuwe goederen en producten vaak in een
samenleving worden opgenomen: van hoog naar laag
cultuurgoed. Jenever legde in West-Afrika echter het
omgekeerde traject af. Binnengekomen als volksdrank werd
de jenever steeds exclusiever en kreeg een almaar hogere
status toebedeeld. Waarom dit zo kon gebeuren en hoe dit
alles in zijn werk ging, vormt de hoofdvraag van dit boek.
Dmitri van den Bersselaar is historicus en docent aan de
Universiteit van Liverpool. Hij pendelde tussen Engeland,
West-Afrika en - af en toe ook - Schiedam om zijn onderzoek
uit te voeren. Lezers die zich verheugen op een boek over
louter Schiedamse wetenswaardigheden komen dan ook
bedrogen uit. Lezers echter die een wetenschappelijk
historisch-antropologische studie verwachten met een vleugje
Schiedam, komen er heel wat beter vanaf. Schiedamse
jenever is onmiskenbaar van groot belang en leuke lokale
anekdotes zitten er zeker in, maar de hoofdmoot van het
onderzoek ligt aan de Afrikaanse westkust. Daar wordt die
Schiedamse jenever immers gedronken, als plengoffer
gebruikt, soms als bruidschat weggegeven en als
statussymbool getoond.
De studie van Van den Bersselaar past in een traditie van
historische en antropologische onderzoeken naar alcohol in
westelijk Afrika. Terwijl voorheen de studies nog sterk het
stempel droegen van de antidrankbeweging, kwam het
antropologische perspectief steeds vaker in beeld: alcohol als
bindmiddel in een samenleving, niet louter als destructief
genotmiddel. De nadruk van het onderzoek ligt op de
zogenaamde 'jenevergordel', de zuidelijke delen van Nigeria
en Ghana, beide met een Brits koloniaal verleden en daardoor
goed vergelijkbaar. De handel in jenever was er niet
vanzelfsprekend, zeker niet vanuit Groot-Brittannië. Na de
felle slavemij-debatten in de achttiende eeuw en de formele
afschaffing van slavernij in het begin van de negentiende
eeuw, werden de pijlen gericht op de handel in alcohol met
Musis 342