Een nieuwe toekomst. Een goed gesprek.
Valt de Schiedamse binnenstad nog te reddenDat was me nogal
een vraag, die de Schiedammer gedurende een paar weken in
november op straathoeken, reclamezuilen en etalages werd
toegeroepen: Valt de Schiedamse binnenstad nog te redden
Je zou er timide van worden met zoveel kennelijke daadkracht
achter die woorden. Geef antwoord!...:
VALT DE SCHIEDAMSE BINNENSTAD NOG TE REDDEN?
Het duurt even voordat voorzichtig de woorden opborrelen
waarmee Wim Kan ooit de Antirevolutionair Jelle Zijlstra zo
treffend neerzette: 'En zo ja..., waarom dan niet'
De vraag: 'Valt de Schiedamse binnenstad nog te redden' werd
voor het eerst - 1943 in nagenoeg dezelfde bewoordingen gesteld
door de directeur van Gemeentewerken Aikema in de
voorbereidende correspondentie over het in planstadium
verkerende 'Memorandum over de stedenbouwkundige
ontwikkeling van Schiedam', het zogenaamde Blauwe Boek.
Het Blauwe Boek werd in 1949 door de gemeenteraad tot
beleidsgrondslag genomen. En ook in de aanbeveling ervan staat
het zo mooi. 'Schiedam is aan de druk, die ook haar eigen
karakter bedreigde gelukkig ontkomen en momenteel kan zeker
worden gesproken van een in steeds breder kring groeiende
overtuiging, dat het oude karakter van de Schiedamse gemeen
schap, geschoeid op basis van deze tijd, bewaard dient te blijven
zodat Schiedam zich geheel met ere zal kunnen scharen in de
rij van Nederlandse steden, die, voortbouwend op een rijk
verleden, bezig zijn als woon- en werkstad te volgroeien een
levende stad, waarin de schoonheid der eeuwen die ons werd
overgelaten ten volle blijft spreken'. Dit kan geen politicus van nu
die ouwe Aikema, die deze gedachte neerpende als gijzelaar van
de Duitse bezetter in St. Michielsgestel verbeteren: zo mooi!
Er gebeurde overigens niets, behalve dan dat het Memorandum in
de raad en de raadscommissies veelvuldig en met terugkerend
enthousiasme besproken werd. Het stuk werd te pas en te onpas
boven tafel gehaald waar Schiedam bezig was zichzelf op de
kaart te zetten.
Wie het ook heel mooi konden zeggen waren de directeur van de
Woningdienst Dr. mr. ii: Marinus M. van Praag en de
stedenbouwkundige Jozsef Horvath, die in de vroege jaren '60
voor zijn plezier regelmatig bij zonsondergang over de
Vlaardingerdijk wandelde om te genieten van het lichtspel tussen
de huizenblokken in de Hongerput. Ook zij vroegen zich af of de
binnenstad nog wel te redden viel. Hun antwoord was een
duidelijk en onomwonden'Ja'.
Schiedam, schreef Van Praag, moest zich bewust zijn van de
monumentale waarde van de binnenstad. Niet vanwege de
rijkdom aan architectonische hoogstandjes (Van Praag was
geboren en getogen Amsterdammer) maar juist vanwege de
kwetsbare schaal van bescheiden rijkdom en voorzichtig vertoon.
'Ja', vond ook Horvath, die een stedenbouwkundig masterplan in
gedachten had waarbij de nieuwbouwwijk Nieuwland zich met
sterke radiaalverbindingen, ('levensaders' noemde hij ze in een
voordracht voor een alweer geestdriftige raad). Die aders zijn er
inmiddels wel. De infarcten uiteindelijk ook.
Valt de Schiedamse binnenstad nog te redden, was ook al geen
vraag voor burgemeester Roelfsema, zijn wethouders Bolmers en
Collé, de stedenbouwkundigen Fledderus en Van Gent en
stadsontwikkelaar Bredero. Natuurlijk viel de binnenstad te
redden. Wat dacht je. Op basis van het toen al verouderde
Memorandum kwam Bredero met het plan om de halve
binnenstad te slopen en te vervangen door een soort Hoog
Catharijne die ongeveer de driehoek Lange Haven, Lange Kerk
straat en Broersvest moest beslaan. Het slopen lukte voortreffelijk.
De redding van de binnenstad door Bredero bleef uit. In zijn boek
'In de ban van de tijd' zou burgemeester Roelfsema de
Schiedammers achteraf en dan met name de Schiedamse politiek
verwijten de verkeerde keuze te hebben gemaakt.
De vraag of de binnenstad nog te redden valt inspireerde nadien
meer dan een tiental bestuurders, politici en belanghebbenden
organisaties. Plan na plan werd gepresenteerd, met gejuich
ontvangen om vervolgens stilletjes te worden afgevoerd.
De aula van het Stedelijk Museum werd tot gemeentelijke zaal
voor het treffen tussen politiek burgerij en middenstand gemaakt.
De benedenvloer van de Nieuwe Passage zou vlak daarop het
decor worden voor de grootste stadsmeeting ooit met de redding
van de binnenstad als uitgangspunt. Geen stadsgesprek vond
plaats of dit onderwerp stond als hoogste genoteerd en geen
aantredend politicus of hij had de mond vol van een stevige
aanpak van de problematiek, de noodzaak van handhaving van
de regels en terugdringing van de armoei van straatreclames en
knakenwinkels.
Het moest over een andere boeg met de binnenstad, werd keer op
keer betoogd. Begrijpelijk misschien daarom dat Jan des Bouvrie
met open armen werd ontvangen, nadat hij tijdens een etentje bij
Hosman Frères terloops de opmerking had gemaakt wel iets te
zien in dat pand schuin aan de overkant: De Korenbeurs. Uit pure
vreugde in hem de enig ware hoeder van goede smaak en door
Quote bevestigd wonder van koopmansvernuft te hebben
binnengehaald (geen Schiedammer die niet zaterdags aan de buis
gekluisterd zat om te zien hoe Jan de armoe van de
doorzonkamer wist om te toveren in een - door hemzelf te
factureren - paleis-ambiance) deed Schiedam één van zijn
kostbaarste monumenten voor een euro cadeau. En daarbij bleef
het niet. Meteen werden aan Des Bouvrie alle monumentale
panden aan de zuidkant van de Korte Haven gegund. Hier
zouden het Arsenaal II het KinderArsenaal en het Des Bouvrie-
centrum voor hedendaagse vormgeving worden ondergebracht,
alsmede het Des Bouvrie-restaurant en het Des Bouvrie-
peuterpaleis. De gekte nam nog groteskere vormen aan. Serieus
werd gedacht over een parkeergarage onder de Korte Haven om
onze nationale meubelverkoper toch maar te plezieren en geen
dag ging voorbij of de plaatselijke kranten wisten weer nieuwe
plannen en nieuwe successen te melden. Wie op dat moment de
vraag durfde te stellen: 'Valt de Schiedamse binnenstad nog te
redden', werd op het Stadskantoor met hoongelach ontvangen.
Ontwikkelingen vallen echter niet te stoppen. Na Des Bouvrie dan
maar Cees van Olst met z'n glasmuseum geprobeerd.
En de Creatieve Economie als bron van vernieuwing aangeboord.
En nog maar weer eens een treffen tussen bestuur en publiek
georganiseerd om het inmiddels toch wel belegen sprookje van de
heropleving van de Witte de Withstraat ten zoveelste malen op te
rakelen en de discussie over de 'grote' en 'kleine' omloop'
weereens dunnetjes over te doen.
En wederom werd dan eind 2007 per affiche dezelfde vraag
gesteld die vierenzestig jaar geleden ook al aan het papier werd
toevertrouwd; 'Valt de binnenstad van Schiedam nog te redden?'
Het antwoord daarop kan simpel zijn: 'We moeten daar maar 'ns
een goed gesprek aan wijden.HVDS
369 Musis