journalistiek heb
ik in Schiedam gekregen
Hele lappen tekst want die pagina's moesten tenslotte wol
389 Musis
Joop Daalmeijer op de publieke tribune met vrnl Wim Ammeriaan (Schiedams Parool) en Peter van den Boom (Schiedamse Gemeenschap)
"Zelfs Schiedamse politiek kreeg maar weinig voet aan de
grond in Het Nieuwe Stadsblad, maar dat had een praktische
reden. De krant verscheen zowel op woensdag als op vrijdag,
en was daarmee altijd te laat voor de
gemeenteraadsvergaderingen van maandagavond. Deze
werden op dinsdag al door de andere kranten behandeld; het
zou mosterd na de maaltijd zijn om ze op woensdag nog eens
voor te schotelen. Dat zorgde er vanzelf voor dat hier meer
culturele activiteiten in aangekondigd werden. Het Stadsblad
kreeg na verloop van tijd trouwens meer aanzien, omdat toen
redacteur Hoving werd aangenomen. Hij kwam van het
dagblad Trouw en genoot zelf volop aanzien als journalist. Zelf
had ik er nooit zo'n moeite mee om voor dit huis-aan-huisblad
te schrijven. Ik was lid van de NVJ, dus daar had ik mijn
perskaart vandaan en ik werkte als freelancer voor
verschillende kranten, en zette me in - zonder betaling - voor
de Schiedamse Gemeenschap. Uitgever Van der Klink was ook
een erg leuke man en hij betaalde gewoon voor de stukken die
je schreef. Alleen iemand als Mieke had een wat
merkwaardige positie. Zij schreef echt alleen maar voor Het
Nieuwe Stadsblad en telde daardoor niet volwaardig mee. Met
de overige journalisten vormden we een hechte kliek."
"Wij, freelancers en vaste mensen van advertentiebladen en de
dagbladen zochten elkaar geregeld op. Dan zaten we tot heel
laat in 't Sterretje en aten we van die grote biefstukken die je
daar kon krijgen, uiteraard met een kopstoot erbij. Het was
een bijzonder leuke tijd, maar je leerde er ook keihard het vak.
Iedere dag moest je minstens een hele pagina volschrijven. Dat
gold voor het Stadsblad, maar ook voor het Rotterdams
Nieuwsblad en de andere kranten. Toch heerste er geen echte
primeurjacht. Je deed bijna allemaal hetzelfde, zoals de
verslagen van de gemeenteraadsvergaderingen en de
politieverslagen. Voor dat laatste zaten we dagelijks bij
commissaris Rijpma. Ik vond dat niet echt een
politiecommissaris, eerder een burgemeester van een kleine
stad. Hij hield wel van een geintje en verzon er gerust dingen
bij. Dan zat je met een man of vier gespannen te wachten op
nieuws, en dan vertelde hij iets als "Man rijdt tegen stilstaande
boom". Heel flauw misschien, maar wel leuk. Als je niet naar
de 'persconferentie' van de commissaris toe kon, kreeg je van
een van de collega's een 'blauwtje', een doordrukje met een
carbonnetje gemaakt, en dan wisselde je gegevens met elkaar
uit."
"De manier van werken was in de jaren '60 totaal anders. Het
nieuws zoeken was misschien wel hetzelfde, maar de
verwerking ervan stond mijlenver af van zoals het nu gebeurt.
Het is nu bijvoorbeeld bijna niet meer voor te stellen hoeveel
er geschreven werd. Je leerde daar echt lappen tekst
fabriceren, liefst zo uitgebreid mogelijk. Die pagina's moesten
tenslotte vol en foto's werden nog maar spaarzaam gebruikt.
Het maken van foto's was duur, maar de druk ervan ook. Als
die teksten dan geschreven waren - op een typemachine -
moesten ze ook nog op de juiste redactie terechtkomen.