Kapot moeilijk zien hun 'kut-Marokkanen'-stigma als onontkoombaar, dus ontwikkelden ze een geuzenidentiteit van hardheid en onaangepastheid. Met overlast gevend en crimineel gedrag versterken ze het gevoel van: wij tegen de rest. In Kapot moeilijk komen hulpverleners, wijkagenten en beleidsmakers niet aan het woord. Er is uitbundige aandacht voor de jongens zelf. Dat werkt ontnuchterend. De islam speelt in De Jongs relaas geen rol. Hun straattaal is Nederlands, doorspekt met Sranangtongo. Roven en stelen gebeurde slechts door een kleine minderheid, die zich daartoe afzonderde in kleine groepjes, vaak van niet meer dan drie personen. Jeugdbendes trof De Jong niet aan. Wel een 'buurtnetwerk' van voornamelijk 'Marokkaanse' jongens, waaruit wisselende, tijdelijke groepen ontstonden. Hoe moeilijk het voor de jongens is zich aan de waarden van de straatcultuur te onttrekken, toont een verhaal van 'Holle'. Hij zit op een gymnasium in Amsterdam-Zuid, waar hij goede resultaten behaalt, maar zich 'anders' voelt. Op straat heeft hij zijn enige vrienden. Hij weet dat hij een succesvolle toekomst kan opbouwen en dat hij niet met de politie in aanraking moet beheerst optreden. Maar daarvoor moeten ze uit het sociale isolement worden gehaald. Dat betekent meer jongerenwerk en dat ligt momenteel politiek niet lekker. Enkel hard straffen heeft geen zin. Je kunt er vergif op innemen dat je daarmee juist allerlei vormen van delinquent gedrag in stand houdt. Je lokt er gewelddadige reacties mee uit van jongens die daar in eerste instantie niet aan mee zouden doen.' De Jong bepleit een tweesporenbeleid. Het conflict tussen de 'Marokkaanse' straatjongens en de rest van de samenleving moet teruggebracht tot normale proporties: 'Haal het stempel 'typisch Marokkaans' eraf. Tegelijkertijd moeten we focussen op de voorkant van het probleem, niet op de achterkant zoals we nu al jaren doen.' Aan de voorkant bevinden zich de jongens die zich (nog) niet inlaten met criminaliteit, maar wel rondhangen op straat. Degenen aan de achterkant, die crimineel zijn, krijgen momenteel alle aandacht van hulpverleners, politie en justitie. De Jong: 'We investeren in hen nu veel meer geld dan in de niet-criminele jongens. Het gaat vaak om wat oudere jongens die veel recidiveren. De cijfers zijn schrikbarend. Zij stoppen echt niet met hun criminele acties omdat een hulpverlener dat vraagt. Ze worden te zacht aangepakt, en dus is het telkens weer een negatief verhaal. We veroordelen onszelf tot een constante bevestiging van het negatieve beeld van de hele groep als we zo doorgaan.' De criminele jongens moeten volgens Jan Dirk de Jong steviger worden aangepakt: 'Je moet ze in de smiezen houden, snel ingrijpen, snel berechten en écht straffen. Dus niet met een En bovendien, ze rekenen op mij. Net als ik op hen reken. Klaar. Ik moet wel... komen. Toch zal hij zijn vrienden niet in de steek laten als ze problemen veroorzaken. Als zijn vriend Moes in de bioscoop een joint opsteekt en een Hollander daar wat van zegt, dreigt de situatie uit de hand te lopen. Moes scheldt de man verrot. Die komt op de jongens af. Ze staan allemaal op, klaar om hun vriend te verdedigen. 'Holle' ook. 'Waarom? Moes is toch fout', vraagt Jan Dirk hem. 'Jawel, maar weet je nou wat het is, Dirk? We kennen elkaar al lang, weet je. Ik heb eigenlijk alléén hun. Begrijp je? Zij zouden me echt uitlachen als ik er wat van zou zeggen. Dat snap jij misschien niet. En bovendien, ze rekenen op mij. Net als ik op hen reken. Klaar. Ik moet wel...' Onbewezen culturele verklaringen bleken in De Jongs onderzoek niet meer nodig. Ze bleken het delinquente gedrag van de jongens zelfs in de hand te werken. Ze versterken hun gevoel uitgekotst te worden. Het liefst zou De Jong zien dat het hele onderscheid allochtoon-autochtoon verdwijnt: 'Het zijn Nederlandse jongens. Laten we ze ook zo behandelen. Zelfs rechters krijgen cursussen over de culturele achtergrond van crimineel gedrag. Ik ben daar niet blij mee. Het is raar iemand een aparte behandeling te geven vanwege zijn cultuur, zeker nu blijkt dat die geen grote rol speelt bij delinquent gedrag. Elke vorm van cultureel verschil jaagt processen aan waarbij een groep blijvend tot minderheid wordt bestempeld. En daar reageren 'Marokkaanse' jongens juist zo fel op. Je moet zorgen dat ze niet terechtkomen in een straatcultuur. Die jongens moeten omarmd worden in een gezonde psycho sociale omgeving. Ze moeten leren dat het meer oplevert als ze mijn en dijn scheiden, hun behoeftebevrediging uitstellen en lullig taakstrafje. Het moet duidelijk zijn voor de andere jongens: misdaad loont niet.' Aan de voorkant pleit De Jong voor een niet-lullen-maar- poetsen-houding: 'Ze zijn niet gebaat bij een volledig gelijke behandeling. Wat hebben ze eraan een intellectueel vakkenpakket te kunnen samenstellen? Je moet ze een vak leren. Zoek aansluiting bij hun interesses en begeleid ze. Investeer in vakscholen en leid ze op tot timmerman of elektricien. Laat ze, als ze mij zien, maar denken: die gast zal zich wel heel wat voelen met z'n mooie praatjes en z'n kennis, maar ik kan tenminste iets maken. We moeten toe naar een working class-trots, zoals bij de Engelsen. Het zou mooi zijn als die jongens gaan zien dat zij een onmisbare economische rol kunnen spelen. Voor degenen die uitblinken kun je altijd nog een prachtig persoonlijk traject in het reguliere onderwijs uitstippelen.' Jan Dirk de Jong, Kapot moeilijk: Een etnografisch onderzoek naar opvallend delinquent groepsgedrag van 'Marokkaanse' jongens, Aksant, 262 blz., 27,50 Joeri Boom De Groene Amsterdammer 23 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 23