'Een ongunstig indivii
Jeroen ter Brugge
Het verhaal gaat dat de weinige in het
vooroorlogse Vlaardingen op de
Communistische Partij uitgebrachte stemmen
alle uit het gezin van Pieter Douwes de Vries
(1866-1945) kwamen.
Hij was aan het begin van de 20e eeuw
inderdaad een buitenbeentje in een nog sterk
traditioneel ingestelde gemeenschap. De
socialisten moesten nog tot 1917 wachten tot
zij in de gemeenteraad vertegenwoordigd
zouden zijn en de 'anarchisten', nog wat
strenger in de rode leer, zullen in het
gezaggetrouwe Vlaardingen vooral op onbegrip
zijn gestuit. Toen een stok werd gevonden om
De Vries te slaan, werd deze dan ook schijnbaar
gretig gegrepen. Een veroordeling volgde,
maar wat niemand kon bevroeden, was dat De
Vries later een gewaardeerd fotograaf zou
worden.
Op verzoek van de officier van justitie rekende de
gealarmeerde Belgische politie hem in. Uitlevering aan
Nederland volgde snel en in 1912 voegde hij zich na zijn
gevangenschap weer bij zijn gezin in Vlaardingen. Opmerkelijk
is het feit dat hij hier bleef wonen, temidden van een bevolking
die van een en ander goed op de hoogte moet zijn geweest.
Sterker nog, op 6 april 1912 hield hij een openbare lezing in
zaal Excelsior over zijn verblijf in de gevangenis, die de titel
droeg '22 maanden onschuldig in de gevangenis, een
ongehoord politie- en justitieschandaal'. Inderdaad wijzen de
bronnen er op dat De Vries ten onrechte veroordeeld is en dat
er sprake was van wat we tegenwoordig 'justitiële dwaling'
zouden noemen. Het focussen op de potentiële dader doet
sterk denken aan de 'Schiedammer Parkmoord' en aan een
onterechte veroordeling van iemand met een verdacht
verleden. De Vries werd door twee aangerande meisjes
aangewezen als dader, verwijzende naar zijn portret in het
reclameblaadje. Toen zijn 'ongunstige' achtergrond bekend
werd, was hij de gedoodverfde dader. De aanklager nam niet
de moeite het in zijn voordeel sprekende bewijsmateriaal en
de tegenstrijdige getuigenissen van de meisjes te onderzoeken.
In combinatie met een lakse advocaat, volgde dit
onherroepelijk tot een veroordeling. Het feit dat hij naar
Antwerpen was afgereisd in verband met zijn faillissement
sprak natuurlijk niet in zijn voordeel. Van de opzettelijkheid
van dit faillissement werd hij overigens wel vrijgesproken.
Na zijn vrijlating trachtte hij gerehabiliteerd te worden, om
welke reden hij de stad dus bewust niet verliet. Een journalist
van de Nieuwe Vlaardingsche Courant bezocht kort na zijn
vrijlating de genoemde bijeenkomst en berichtte dat de spreker
door middel van lezingen trachtte twee mannen op te sporen,
die konden bewijzen dat zich een persoonsverwisseling had
voorgedaan. In een ingezonden brief reageerde De Vries op
Een openbare lezing in zaal Excelsior; '22 maanden onschuldig in de
De van oorsprong uit het Friese Hardegarijp afkomstige Pieter
Douwes de Vries vestigde zich in 1904 vanuit Rotterdam als
agent (distributeur en verkoper) van het Rotterdamsch
Nieuwsblad in Vlaardingen. Met zijn vrouw en zes kinderen
woonde hij in de toen nog nieuwe Stationsstraat. Naast zijn
agentschap hield hij zich in de regio bezig met allerhande
handeltjes, waartoe hij klein reclamedrukwerk verspreidde.
Dit laatste zou hem duur komen te staan. In 1910 raakte De
Vries verwikkeld in een aantal onverkwikkelijke zaken.
Allereerst werd hij beticht van het plegen van een
zedenmisdrijf in Rotterdam. In de Nieuwe Vlaardingsche
Courant van 16 maart 1910 lezen we van de uitspraak in deze
zaak door de Rechtbank te Rotterdam: 'P.D. de V., 43 jaar,
koopman te Vlaardingen, wegens openbare schennis en
aanranding der eerbaarheid, tot een jaar gevangenisstraf, met
bevel van gevangenneming.' De politie in Vlaardingen had de
procureur generaal in Den Haag laten weten dat men De Vries
kende '...als een ongunstig individu, die de anarchistische
beginselen was toegedaan.' Inmiddels was hij, onwetend van
het feit dat het proces was doorgezet, vanwege een buiten zijn
toedoen dreigend faillissement naar Antwerpen vertrokken.
het verslag en gaf hij enkele aanvullingen. Ter verdediging en
waarschijnlijk vanuit zekere wanhoop liet hij tegelijkertijd een
brochure verschijnen en was hij, volgens de krant, van plan in
'alle plaatsen van betekenis' de bewuste voordracht te houden.
In de collectie van het Internationale Instituut voor Sociale
Geschiedenis te Amsterdam werd de bewuste brochure
aangetroffen, net als een tweede over hetzelfde onderwerp, die
kort daarop verschenen zal zijn. De eerste brochure, met
dezelfde titel als de voordracht, is net als de tweede van zijn
eigen hand, doch veel uitvoeriger. De tweede brochure,
'Een roep om Recht door een onschuldig veroordeelde' is een
verkorte bewerking van de eerste en werd duidelijk
geredigeerd door het 'Comité "Gerechtigheid", Den Haag'.
Dit comité, dat voor de gelegenheid samengesteld lijkt te zijn
met notabelen uit Den Haag, verwoordde de eigen inzet aldus:
'Dubbel noodig is aller steun voor deze zaak, waar, naast de
lichamelijke straf, vrijheidsberooving, een cachet van moreele
minderwaardigheid op den gestrafte blijft drukken.' Zijn eigen
lezing kwam kortweg op het volgende neer: Ten onrechte
werd hij beschuldigd van de aanranding van enkele
minderjarige meisjes, waaronder die van Elizabeth Duchenne
Musis 28