Frans Griffioen opgelopen. Vaak ook door omstandigheden waarop je als overheid geen invloed hebt. Ik heb grote bewondering voor de ondernemers in het centrum die ondanks de tegenslagen toch blijven doorzetten, toch weer durven investeren, het blijven zoeken in kwaliteit, terwijl alom wordt geklaagd over het teruglopen van kwaliteit, de knakenwinkels en de leegstand. Maar wat kun je eraan doen. Het is praktisch onmogelijk om zaken die willen sluiten op andere gedachten te brengen. Een ondernemer kijkt naar z'n winst- en verliesrekening en baseert daarop z'n besluit om te stoppen of door te gaan. Hooguit kun je overwegen ruimer te faciliteren, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, de ruimte ervoor bestaat en dit geen conflict oplevert met de andere ondernemers in de binnenstad." Natuurlijk komen ook misgrepen in de stadsontwikkeling ter sprake. Hij noemt de Branderspoort. "Je kunt beginnen met vraagtekens te zetten bij de keuze voor Erskine als ontwerper van een binnenstedelijk project van het gewicht en omvang dat daar is gerealiseerd. De Scandinavische woonmentaliteit verschilt hemelsbreed van de Nederlandse. Daar heb je te maken met het gegeven dat vader en moeder in principe beiden werken en de kinderen zijn uitbesteed. Nog afgezien van het feit dat de zomers er kort zijn en merendeels buitenshuis worden doorgebracht en de winters extreem lang en iedereen binnen houden. Dat staat haaks op onze cultuur van stedelijke beleving. Dit verklaart ook deels het verschil in succes tussen Sveaparken en de Branderspoort. In het open veld en voor een belangrijk deel bevolkt door een jonger publiek van tweeverdieners met de kinderen op de continuschool of het kinderdagverblijf, blijken de ideeën van Erskine wel te werken." gemeente, maar al evenmin door het gros van de bezitters van de panden in de binnenstad die overigens geen ondernemers zijn maar beleggers in onroerend goed. Van enige interesse van die kant in een gezonde ontwikkeling van de binnenstad is geen sprake. Deze beleggers vormen ook geen groep die collectief kan worden aangesproken. Dit gegeven bemoeilijkt een slagvaardig beleid. Elke ondernemer moet apart worden aangesproken en apart worden overtuigd van het nut om het pand in goede staat te brengen en te houden. Op dit ogenblik is een prioriteitsgebied aangewezen. Daarin zullen de eigenaren die hun bezit verwaarlozen worden aangesproken. Binnen een vast te stellen termijn dienen ze orde op zaken te hebben gesteld. En zo niet dan laat de gemeente het opknapwerk uitvoeren, uiteraard op kosten van de bezitter. Een bijkomende belemmering is het feit dat vele cruciale posten binnen het gemeentelijk apparaat worden bezet door interim-managers die geen of weinig binding hebben met de stad en al helemaal geen geschiedenis hebben opgebouwd. Dat vertraagt het overleg. Elke keer moet immers opnieuw worden begonnen, waarbij de bezitters van de panden in zoverre in het voordeel zijn dat zij steeds tegenover nieuwe en daardoor - in de ontwikkeling van de Schiedamse binnenstad - onervaren spelers zitten." Wat misschien wel lukt is om in de komende vijf tot zes jaar de belangrijkste veranderingen zichtbaar te maken en het vertrouwen terug te winnen. Griffioen; "Elk negatief verhaal versterkt de mening dat het met Schiedam niks gedaan is. Middenstanders die zich hier zouden willen vestigen lopen eerst 'ns een paar keer rond in de stad, informeren 'ns langs de neus weg bij collega's en maken voor zichzelf een balans op. Wanneer die negatief uitslaat dan haken ze af en ook dat afhaken versterkt weer het negatieve beeld dat Schiedammers van hun stad hebben. Maar de problemen van onze binnenstad zijn niet exclusief Schiedams. Vrijwel elke historische binnenstad heeft te maken met een leegloop van winkels en vestiging van ketenbedrijven. Natuurlijk blijft er een verschil in monumentaliteit, maar wat winkels betreft zijn De beleggers in het hart van de binnenstad vormen geen groep die c En dan nog zoiets; Jan des Bouvrie en het Arsenaal aan de Nieuwe Sluis. Jan de Bouvrie kwam te vroeg is de stellige overtuiging van Frans Griffioen. "En", zegt hij, "realiseerde zich niet de grote verschillen tussen Het Gooi en deze regio. Als Des Bouvrie zich vaker in stad had vertoond en werk had gemaakt van de relatie tussen hemzelf en de lokale bevolking, dan was het misschien allemaal heel anders gelopen. Daarbij vervreemde hij zich snel van z'n mede-ondernemers in de Korenbeurs en het Roelantspand. Met als gevolg dat de gehele opzet mislukte en plaatselijke ondernemers achterbleven met torenhoge schulden waarvoor ze niets hadden teruggekregen. Als Des Bouvrie nu zijn entree zou maken, de zaken voorzichtig zou oppakken en vooral zijn medeondernemers niet in de kou zou laten staan, dan zou er wel degelijk iets moois kunnen groeien. Daarvan ben ik overtuigd." Griffioen: "Een probleem bij de binnenstedelijk ontwikkeling is dat gehoopt en feitelijk verwacht wordt dat je de binnenstad binnen vijf tot zes jaar in de lift kunt krijgen. Maar zo makkelijk is het niet. Er is veel te doen. In de afgelopen dertig jaar is structureel niets aan het centrum gedaan. Niet door de de centra van Schiedam, Zutphen, Tiel of Hasselt voor een heel groot deel uitwisselbaar." Griffioen; "De gedachte dat het centrum van een stad als geheel door winkels zou moeten worden gevormd is niet meer van deze tijd. Ook het wonen op de begane grond moet mogelijk zijn. Ook dienstverlenende bedrijven horen thuis in het stadscentrum alsmede allerhande publieke voorzieningen. Als het idee van een exclusieve winkelbestemming niet was verlaten, dan was het Land van Belofte de zoveelste kern van leegstand geweest. Nu is het plein prominent neergezet in het haltermodel dat gevormd wordt door de kop van de Hoogstraat en Nieuwe Passage en het Land van Belofte, Lange Kerkstraat en Grote Markt. Met het Land van Belofte heeft de binnenstad er een toegang van betekenis bij gekregen tot het achterliggende gebied dat zich straks het best Iaat omschrijven als het 'snuffel- en slentergebied', waar het andere uiterste van de halter het 'boodschappengebied' zal zijn. Die uitkristallisering voltrekt zich op dit moment in een proces waaraan je weinig kunt en moet willen sturen behalve door het faciliteren van ondernemers die initiatief tonen en waar mogelijk positief bij te dragen aan de Musis 48

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 12