'spijskokerij' genoemd. Die verstekte in februari 1933 in één
week tijd 1950 porties soep.
Assenbergs geschiedschrijving eindigt in 1940. In dat jaar
kwam vanwege de oorlog van vissen weinig terecht. Toen de
eerste loggers uiteindelijk in november van dat jaar uitvoeren,
kwamen ze niet verder dan Hoek van Holland. Alleen
Scheveningen en Katwijk slaagden er dat jaar in, een zeer
beperkte hoeveelheid vis binnen te halen. Daarna lag de
branche jarenlang stil. De meeste loggers werden door de
Kriegsmarine gevorderd en voor oorlogsdoeleinden ingezet.
Na de oorlog kwam de visserij in Vlaardingen nooit meer uit
het slop, ook al niet omdat veel voormalige vissers de
voorkeur gaven aan een baan met zekerheden in de
petrochemie boven een ongewis bestaan op zee.
Na dit vlot leesbare historische overzicht krijgt 'Eene beperking
van de visscherij' een nogal catalogus-achtig karakter.
Na Assenbergs relaas nemen de andere auteurs het stokje over
VL217 Maria Adriana (eveneens een stoomlogger).
Ondanks deze tamelijk afstandelijk aanpak in de laatste
hoofdstukken, lijkt het boek een succes te worden.
De verkoopcijfers zijn hoopgevend, zegt Assenberg.
Dat is volgens hem deels te danken aan het grote aantal foto's
dat in het boek werd opgenomen. Nostalgische plaatjes
verkopen altijd. Toch toont het goede verkoopresultaat, meent
hij, tevens aan dat het vissersverleden nog steeds leeft in
Vlaardingen. Met de kanttekening dat dat vooral opgaat voor
de oudere Vlaardingers. De jeugd weet nog maar weinig van
de visserij. In het Visserijmuseum, waar hij als vrijwilliger
groepen basisscholieren rondleidt, krijgt Assenberg vaak de
indruk dat de schooljeugd wel meer over het onderwerp zou
willen weten, maar zich er niet bij betrokken voelt omdat er in
het stadsbeeld te weinig elementen zijn die aan de visserij
herinneren.
Het onderwerp zou voor jongeren pas gaan leven als
De Nederlandse visserijhavens lagen vol roestende schepen
met bijdragen die qua inhoud perfect op elkaar aansluiten.
Zo is er een beschrijving van de Vlaardingse vissersvloot per
rederijkantoor (welk schip was eigendom van welke reder)
met foto's van ieder afzonderlijk schip. Daarna volgt een
opsomming van de reders die in Vlaardingen actief waren,
inclusief hun vennoten en aangevuld met details als de
rechtsvorm en de jaartallen waarin deze bedrijven werden
opgericht en weer ontbonden. Tot slot is een lijst opgenomen
van de Vlaardingse visserschepen in numerieke volgorde, van
de stoomlogger VL3 Maria Josepha tot en met de
Vlaardingen het verleden serieus zou oppakken en zich als
echte haringstad zou profileren. Assenberg: "Met het
Loggerfestival alleen komen we er niet. Er moet meer
gebeuren. Wat? Er zijn allerlei manieren denkbaar. Bouw een
groot, nieuw visserijmuseum. Of bouw een authentieke
haringlogger. Of leg ergens in het havengebied een
scheepswerf aan. Vlaardingen beschikte vroeger over
meerdere werven waar loggers werden gebouwd.
Andere steden voeren ook zulke promotiecampagnes uit.
Zoiets moet toch ook in Vlaardingen kunnen lukken?"
55 Musis
Het 'halen van de vleet', aan boord van de motorlogger VL 71 "Marie", circa 1935. (Collectie M.P. Zuydgeest/Stadsarchief Vlaardingen)