vt
Vlaardings museum
nog in gesprek met Warmelo Van der Drift. Ook andere fracties
vonden anderhalf miljoen euro te weinig voor de bijgestelde
museumambities. Voor de stadsgehoorzaal had de gemeente
9,200.000 miljoen over gehad. Dat kwam het museum ook
toe, vond fractievoorzitter Ruud van Harten van de CU/SGP.
Ook bij de krantenlezende Vlaardingers gingen de handen niet
op elkaar. Op het forum van het AD vond 'vlaardinger' het
verhaal ongeloofwaardig. Hij verdacht de politiek ervan zo
gauw mogelijk van de hele geschiedenis van Vlaardingen af te
willen. Die was materieel immers al met een ongelooflijke
sloopwoede van de aardbodem verwijderd. Een ander
karakteriseerde de 'vlaardingencultuur' van vandaag als 'een
van krenterigheid, slooplust en incompetentie'. De politici
hadden dus nog een wereld te winnen.
Die veldslag lijkt in het voordeel van het gemeentebestuur
beslist te worden. Volgens interim-directeur Boelen worden de
plannen van het college inmiddels in de raad breed gedragen
en verlopen de onderhandelingen met de haringhandel
gunstig, waardoor museumharing hoogstwaarschijnlijk de
plaats zal kunnen innemen van de echte haring én de
indringende haringlucht zal verdwijnen. Volgens de politiek
biedt het nieuwe plan het Vlaardings Museum een goed
uitgangspunt. De Westhavenkade is vlakbij het station en heeft
precies de sfeer en uitstraling die nodig zijn voor een museum
dat zich met de geschiedenis van de visserijstad bezig houdt.
Gunstig is ook de uitbreiding van de expositieruimte met
1.750 m2. De nieuwbouw wordt eigendom van de Stichting
Vlaardings Museum, maar het hoofdgebouw blijft in bezit van
de gemeente die het aan het museum verhuurt. Boelen
verwacht dat het marktonderzoek en het maken van het
businessplan een paar maanden duren, en gaat ervan uit dat
hij het museum achterlaat met een plan dat meteen na zijn
vertrek op 1 mei 2008 kan worden uitgevoerd. Het zoeken
naar de opvolger die met die uitvoering kan beginnen, is al
gestart. Volgens Boelen zal binnen enkele weken de nieuwe
directeur gepresenteerd kunnen worden.
Jan Anderson van het gelijknamige streekmuseum en partner
van het eerste uur in het Vlaardings Museum, bekijkt de
ontwikkelingen van de zijlijn. Gelaten en noodgedwongen
passief, want hij is wel partner en leverancier van objecten,
maar niemand heeft hem nog naar zijn mening over of ideeën
voor het nieuwe museum gevraagd. Hij was in januari 2007 blij
met de toezegging van een nieuw depot, want dat is een
onmisbaar vertrekpunt voor het maken van een nieuw
museum. Het gebouw was er al en hoefde alleen maar te
worden klaargemaakt voor zijn nieuwe bestemming. Een jaar
later is er nog steeds geen depot. Anderson vindt dat geen
goed voorteken. Als de gemeente dat al niet kan realiseren,
vraagt hij zich af hoe het met de echt moeilijke problemen
moet. Hij hoopt oprecht dat het plan werkelijkheid kan
worden, maar zijn vertrouwen in een goede afloop wordt
getemperd door de trage gang van zaken rond het depot.
Hij beseft dat er nog meer beren op de weg kunnen
verschijnen. Er moet veel geld 'uit de markt' gehaald worden,
de positie van de geschiedenis in het nieuwe museum ten
opzichte van de archeologie en de visserij is nog niet duidelijk,
en hij weet uit ervaring dat bezoekersaantallen van
tienduizenden per jaar alleen gehaald worden, als het museum
het publiek biedt wat het wil, en dat is het verhaal van de
dagelijkse geschiedenis van de gewone mens, liefst in een
tentoonstellingsprogramma dat beweeglijk is en dicht genoeg
bij de mensen blijft om die steeds weer naar het museum te
kunnen lokken. Ook dat kost veel geld en menskracht. Jan
Anderson wacht af, en stelt zich constructief op. Wat het
nieuwe museum nodig heeft kan het krijgen, maar hij laat zijn
eigen streekmuseum ook intact, als een soort dependance van
het nieuwe museum, 'voor gewone mensen'.
De uitspraken van de interim-directeur klinken veelbelovend.
Natuurlijk is het Visserijmuseum, dat straks Vlaardings
Museum gaat heten, geen gemeentemuseum maar een
zelfstandige stichting, en is het teveel gevraagd de volledige
investering van 5.000.000 van de gemeente te verwachten.
Het is overigens minder vanzelfsprekend dan de politici willen
doen geloven, dat de sponsors nu al in de rij zouden staan om
hun bijdrage te mogen leveren, terwijl er nog geen spoor van
een verhaal is. Het is ongetwijfeld winst dat het museum de
geschiedenis van Vlaardingen gaat vertellen en die van de
Nederlandse visserij daarin opneemt. Het museumplan
heeft echter ook een lange en soms frustrerende geschiedenis,
en er zijn nog zoveel onzekere factoren dat het onvermijdelijk
is een paar vraagtekens bij de euforie van de bijna ex-interim
directeur en de wethouder te plaatsen. Wordt VOP-Oost in
plaats van een plan ook werkelijkheid? Gaat de haringhandel
weg? Staat vast dat de bouwkosten niet meer dan vijf miljoen
zullen bedragen? Is voorzien in een verhoging van het
museumbudget om de duurdere exploitatie te kunnen
bekostigen, die onvermijdelijk gepaard zal gaan met meer
expositieruimte en een gezamenlijk depot? Overheden zijn
immers meestal gul met incidenteel, maar niet met structureel
geld, en het zou flauw zijn zulke vragen weg te wapperen met
een verwijzing naar de inkomsten uit - te verwachten - hogere
bezoekersaantallen. En in de laatste maar niet de minste
plaats prangt de vraag wat de posities worden van de
erfgoedinstellingen die actief gaan participeren? Zal de
Vlaardingse geschiedenis stand kunnen houden in de strijd die
ongetwijfeld ontbrandt om de voorrang in de opstelling en het
tentoonstellingsbeleid? Archeologie en visserij zijn immers
nationale onderwerpen met de bijbehorende nationale druk,
en dat is de geschiedenis van Vlaardingen niet. Het zijn maar
vragen, maar deze niet op korte termijn beantwoorden zou de
zoveelste gefrustreerde museumdirecteur kunnen opleveren.
Kortom, opent in 2010 een vernieuwd en spannend historisch-
en visserijmuseum aan de Westhavenkade zijn poorten, of is
dit de zoveelste aflevering van de Vlaardingse Museumsoap?
Dit zijn ook vragen voor wethouder Robberegt, maar Musis
slaagde er niet in hem te spreken te krijgen.
43 Musis
Het Vlaardings Museum en het achterterrein (Google Earth)