nog eens rijksmonument, was dermate doorslaggevend dat dit
het enige gebouw is dat van discussie was uitgezonderd.
Christiaansen: 'Als kerk voor een nieuwe wijkgemeente heeft
het gebouw een sterke symboolwerking voor de gehele
kerkelijke gemeenschap in Vlaardingen. Tegelijkertijd ziet men
die symboolwerking ook graag verder uitgewerkt in
bijvoorbeeld maatschappelijke activiteiten, zoals een
tentoonstelling of een muzikale uitvoering of anderszins. Het is
mede hierom dat men het beheer van het kerkgebouw in een
aparte beheerstichting wil onderbrengen'. De Grote Kerk wordt
dus meer dan de andere kerken een gebouw dat voor bredere
lagen van de bevolking relevant zal zijn. Deze conclusie sluit
mooi aan bij een discussie die al langer op landelijk niveau
tussen overheden, kerkgemeenschappen, onumentenzorgers,
architecten en andere belanghebbenden en -stellenden wordt
gevoerd. In 2008 is de herstructurering van het kerkenbezit
zelfs centraal gesteld in het kader van het 'Jaar van het
Religieus Erfgoed'. De discussies en emoties die in Vlaardingen
niet onopgemerkt voorbij zijn gegaan, blijken in heel
Nederland te voor te komen. In vrijwel heel het land is immers
sprake van ontkerkelijking met alle gevolgen van dien, met
uitzondering van de vele kleine denominaties. Een rode lijn die
in deze discussie steeds terugkomt is het feit dat deze van
plaats tot plaats met verschillende argumenten gevoerd wordt.
Het probleem is hetzelfde, maar de plaatselijke
omstandigheden bepalen welke kant het kwartje opvalt. De
keuze voor sloop of behoud door herbestemming blijkt meer
dan eens afhankelijk van de doelstellingen van het
kerkbestuur, de aanwezigheid van inventieve personen en
investeerders en een al dan niet actieve overheid, die mede
richting kan geven aan de te maken keuzes. Het besef dat
kerkgebouwen niet alleen beoordeeld moeten worden als
gebouwen van een kerkgemeenschap, maar dat de
stedenbouwkundige en architectonische waarde voor de
gemeenschap als geheel van belang is, begint langzamerhand
tot de beslissers door te dringen. In veel gevallen beslist een
relatief klein groepje over gebouwen waar ook de voorouders
van hun medeburgers een verleden hebben liggen. Formeel
hebben zij het voor het zeggen, maar moreel behoren kerken
tot het collectieve geheugen en cultuurbezit. Een andere
belangrijke rode lijn is echter dat bij de afweging van criteria
de cultuurhistorische argumenten lang niet altijd een rol
spelen. Daar waar het gebouwen betreft uit de Middeleeuwen
en vroegmoderne tijd speelt dit misschien niet zo, maar voor
19e en vooral 20e eeuwse lotgenoten spelen andere factoren,
zoals onderhoudskosten, grondprijs en opbrengstderving vaak
een doorslaggevende rol. Het meest dramatisch geldt dit nog
eens voor de naoorlogse kerkgebouwen, waar veel
kerkbesturen al helemaal niet het idee hebben dat deze
cultuurhistorisch van belang kunnen zijn. Bij de keuze van de
PKN Vlaardingen lijkt dit aspect inderdaad volledig
verwaarloosd te zijn. Alle drie de verkochte kerken behoren tot
de laatste categorie en hun lot is geenszins zeker, sterker nog;
sloop lijkt een kwestie van tijd. De Historische Vereniging
Vlaardingen en ook de ambtenaar voor de gemeentelijke
monumentenzorg waren niet op de hoogte van de verkoop en
zijn ook nooit gemoeid in de interne discussie. Of dit een
bewuste keuze van het kerkbestuur is geweest, mag betwijfeld
worden. Het lijkt eerder op een wat onverschillende houding
ten opzichte van de architectonische en cultuurhistorische
waarden van de gebouwen. En dat de emoties om andere
redenen al zo hoog waren opgelopen, maakte het de zaak er
ook al niet eenvoudiger op. Desgevraagd meldt de ambtenaar
monumentenzorg Gerard Hoogerwaard dat hij 'binnenkort met
de ontwikkelaar naar de drie kerkgebouwen gaat kijken'. Wat
de culturele waarde van de drie panden ook is, het valt te
hopen dat de waardestelling binnen deze kleinere groep
kerken nog enig soelaas mag bieden voor een evenwichtig
cultuurbehoud.
85 Musis
Foto: Jan van der Ploeg
Foto: Jan van der Ploeg