bijna niet mogelijk, hoewel ik er ook wel wat vrijheid voor in moest leveren. Ik kon niet meer helemaal zelf beslissen waar ik over wilde schrijven, en zat ook wel aan wat zaken vast. Het was ook een behoorlijk uitgestrekt gebied: de hele noordelijke Waterweg. Ik heb daar tot aan mijn pensionering gewerkt, dat wil zeggen tot mijn 58ste, toen kon ik met een zogenaamde 'gouden regeling' vervroegd uittreden." De vrijheid die Van Houwelingen aanvankelijk meende in te moeten leveren, nam hij ruimschoots weer terug. De hele samenleving raakte in de jaren zeventig doordrongen van de politiek, en daarmee de lokale kranten ook. De talloze verenigingen, clubs en kerken mochten hun nieuws nog wel aanleveren, maar het was niet meer vanzelfsprekend dat deze berichten de krant ook daadwerkelijk haalden. De huis-aan-huisbladen werden serieuzer van toon en konden langzamerhand zelfs gemeentelijke discussies losmaken. Van Houwelingen: "Op een bepaald moment wilden we allemaal politiek in de kranten, en wilden we niet meer lezen over het zoveelste uitstapje van de pastoor of over het verenigingsleven van jan en alleman. Dat heeft wel wat moeite gekost en niet iedereen had daar gelijk vrede mee, maar die verandering was onontkoombaar.'" Het gaf Ruud van Houwelingen de vrijheid om over alles te schrijven wat hem bezighield. En dan niet alleen vanuit zijn eigen standpunt, maar vooral ook vanuit de ogen van 'de man in de straat'. Het waren de huis-aan-huisbladen die in deze jaren op zoek gingen naar het 'gewone' nieuws. Van Houwelingen: "Het was prima om voor deze bladen te schrijven, want we konden overal bovenop zitten en dat deden we ook. Andere kranten voelden zich daar vaak te hooghartig voor, maar wij moesten het juist hebben van 'de man in de straat'. Daadwerkelijk concurreren met hard nieuws of met primeurs was lastig, want wij verschenen tweemaal per week en de overige kranten natuurlijk zesmaal. Maar goed, we misten niets. We hadden natuurlijk ook veel meer redactionele pagina's dan de huis-aan-huisbladen nu hebben. Ik deed naast Schiedam dus ook Vlaardingen en Maassluis. Die laatste stad had een eigen correspondent, maar vooral Vlaardingen had mijn belangstelling. Dat was inmiddels echt een grote stad geworden en daar had je dus altijd alles voorhanden. Zeker in de jaren zeventig was Vlaardingen wat wilder. Schiedam zakte toen al behoorlijk in elkaar, daar was niet meer zoveel nieuws te halen. Daar was je afhankelijk van kleinigheidjes." "In Vlaardingen was nieuwsgaring in die jaren eigenlijk nooit een probleem. Zo'n gemeenteraad zelf leverde vaak al stof genoeg op. Die kon dan ook uren duren - wat natuurlijk niet altijd een pretje was. Over alles werd eindeloos gediscussieerd. De stad moest 'op in de vaart der volkeren', aanvankelijk onder bezielende leiding van burgemeester Jan Heusdens die het ambt van 1947 tot 1975 bekleedde. Je had toen Hans Spruijt als voorlichter, en natuurlijk ook Jan Maneij - die het echt als hun taak beschouwden de stad te verkopen. Dan zorgden ze er wel voor dat er ook iets te vertellen was. Die voorlichters hadden daarbij veel meer aan een huis-aan-huisblad dan aan de 'gewone' pers. De dag bladen toen waren zo links als wat, maar wij niet. We waren niet neutraal, want alles was in die jaren politiek. Je was links of je was rechts, en die laatste groep kwam dus bij mij terecht. Ik werd met de huis-aan-huisbladen vooral de spreekbuis van het CDA en de VVD. Van hen kreeg ik primeurs toegeschoven. Dat was mooi, want dan wilde links ook wel in de krant. Die waren dan nijdig genoeg om mij ook weer kopij aan te leveren. Je kreeg toen het Progressief Program, een gemeenteraad met onder andere PvdA-er Bas Goudriaan erin. Toen werden VVD en CDA genadeloos in de oppositiebankjes gegooid, maar wist ik ze nog steeds te vinden." Terugkijkend op zijn journalistieke carrière beschouwt Van Houwelingen het komen en gaan van de verschillende colleges, partijen en kopstukken als het meest interessante deel daarvan. "De beste herinneringen heb ik aan de inkomsten van de burgemeesters. Ik heb ze allemaal zien Er was altijd wel een tegenpartij. In een samenleving die zo doortrokken was van de politiek, was er altijd wel een politieke tegenstander die juist wél iets wilde zeggen gaan en komen. Voor Roelfsema in Schiedam bijvoorbeeld ben ik nog naar Winschoten geweest, je moest toch zien waar zo'n man vandaan kwam. In Vlaardingen had ik lange tijd te maken met Jan Heusdens, maar de beste contacten had ik toch wel met Fred van Lier. Die kwam ook regelmatig langs om een praatje te maken. Ik zal nooit vergeten dat op een dag mijn hoofdredacteur binnen kwam lopen, terwijl Van Lier net even op bezoek was. Hij zette 'zulke ogen' op, want dit was 'de burgemeester'. Ja, dat waren mooie tijden. Iedereen was ook vrij makkelijk toegankelijk, dat was erg prettig. Dat neemt niet weg dat wij als huis-aan-huisbladen juist ook de gewone man opzochten. Voor ons was een val van het college bij wijze van spreken minstens zo belangrijk als een echtpaar dat 50 jaar getrouwd was. Hoewel in de kranten - en in het dagelijks leven - eigenlijk alles politiek was, bleef voor Groot Vlaardingen die man in de straat van belang. De bruiloften, feesten en partijen versloegen wij ook allemaal. Dat is nu helaas doorgeslagen. De huis-aan-huisbladen doen tegenwoordig helemaal niets meer aan politiek. Dat was direct na mijn afscheid al duidelijk. Er is nu één hoofdredacteur voor alle huis-aan-huisbladen van Wegener, Mart Jochemsen. Hoe kan hij nou inhoudelijk inschatten wat er in iedere stad afzonderlijk leeft?" 89 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 89