In 1974 ben ik uit de politiek gestapt, maar niet uit de emancipatie. Mijn man had een drukkerij waar hij hoogwaardig drukwerk maakte en wilde dat bedrijf in 1975 over doen. Ik wist dat die beslissing emotioneel voor hem was, en vond dat zo'n toestand zich niet verdroeg met een actieve rol in de politiek. Eigenlijk zijn drie periodes als wethouder ideaal, omdat je je dan in de eerste inwerkt, in de tweede zaken op de rails zet en in de derde oogst. Het maakt ook dat je op wat langere termijn kunt denken, maar het was niet anders. Ik moest kiezen en deed dat met overtuiging, zoals altijd. Dat wil niet zeggen dat ik alle activiteiten beëindigde. Integendeel, ik heb me met volle overtuiging op het vrouwenwerk gestort. Mijn inspirerendste ervaringen daarin waren de VOS-cursussen: vrouwen oriënteren zich in de samenleving. 1975 Was het Jaar van de Vrouw, Schiedam had een emancipatiecommissie die de mogelijkheid van zulke cursussen onderzocht, en ik heb me daarbij aangesloten. De respons was enorm. Het leek wel of de vrouwen in Schiedam zaten te wachten tot iemand iets ging doen. En er is toen veel gedaan. Behalve de VOS-cursussen kwamen er een vrouwenhuis, een moedermavo en een open school voor vrouwen die geen diploma wilden halen maar weinig opleiding hadden en zich wat vrijblijvender wilden ontwikkelen. Ik volgde een opleiding voor cursusleidster maar heb me vooral met de administratie beziggehouden. De opzet was dat de doelgroep het zelf zou overnemen. Dat kon al binnen een paar jaar. Het was een groot succes. Zulke successen helpen de wereld verder. Het was een voorrecht eraan mee te mogen werken. Ik ben ontzettend blij dat het museum in het St.Jacobsgasthuis is gebleven en dat er nu meer ruimte is, maar ik vind het jammer dat bij renovatie de mooie trappen zijn verdwenen en de vleugels niet meer met elkaar zijn verbonden. Nu staat de verzelfstandiging voor de deur. Ik heb daarbij gemengde gevoelens. Het museum is van alle burgers van Schiedam, want die betalen het. Dan moeten de Schiedammers het ook voor het zeggen hebben, en dan hoort die zeggenschap dus bij de gemeenteraad die de burgers vertegenwoordigt. Naarmate de afstand tot de gemeente groter wordt, zal ook het verantwoordelijkheidsgevoel van de raad afnemen. Als een museum verzelfstandigt, wordt alles een kwestie van cijfers. De bezoekcijfers krijgen de hoofdrol en de gemeente heeft er dan mogelijk minder geld voor over dan nu. Als een museum wordt afgerekend op bezoekersaantallen, gaat het proberen populair te worden, en dat is het einde van de laboratoriumfunctie. De bewuste en bijzondere keus die in 1954 is gemaakt om van dit museum een museum van hedendaagse kunst te maken, komt dan zeker onder druk te staan. Mijn man Goos Verweij en ik hebben in de loop van de jaren ruim 260 kunstwerken aan het museum geschonken. Dat hebben we bewust ongeconditioneerd gedaan, omdat we vonden dat het museum moet kunnen functioneren zoals het vindt dat het moet functioneren. Het museum bepaalt wat het exposeert en wanneer, of er een catalogus komt, en of het kunstwerken afstoot en wanneer. Daar horen schenkers zich niet mee te bemoeien. We hadden dat allebei in onze opvoeding meegekregen. In de oude SDAP was het een heilig beginsel dat je dienstbaar was aan de mensen die minder bevoorrecht waren dan jij. Wij waren zeer bevoorrecht en hebben ons aan dat principe kunnen houden. De groep is altijd belangrijker dan jij zelf. Wij hebben alles geschonken in de overtuiging dat het museum van de gemeenschap was. Ik sta er nog steeds achter, en heb geen behoefte aan 'invloed na de schenking'. Ik heb meegedraaid. Dat doe ik niet meer, dat doen nu anderen. Dan hoor ik ook geen vinger meer in de pap te willen hebben. Maar eerlijk is eerlijk, ik voel me wel getroost door de wetenschap dat de collectie eigendom van de gemeente blijft en aan het museum in bruikleen wordt gegeven." De positie van een wethouder is ingewikkeld. Hij of zij moet geen ambtenaar willen zijn, maar zich juist over de regels verbazen of tenminste doen alsof. Je moet als wethouder de vaste patronen doorbreken 119 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 119