Ingrid van der Vlis Terwijl in de jaren '80 de abonneeaantallen van de lokale dagbladen begonnen terug te lopen, beleefden de huis-aan-huisbladen gouden tijden. De voormalige 'advertentie blaadjes' waren gemoderniseerd tot gratis kranten en ontwikkelden zich tot spreekbuis van de geëngageerde burger. In deze zevende en laatste aflevering van de reeks journalistenportretten het verhaal van Peter de Lange 1952), die de modernisering voor het Schiedamse Stadsblad mede vormgaf. Als nieuwbakken redacteur begon hij in 1979 aan deze klus: geen oubolligheid meer, maar gedegen journalistiek op lokaal niveau. De werkelijkheid bleek tamelijk weerbarstig. Peter had nauwelijks ervaring als journalist, de voorzieningen waren beperkt en de oude garde zat er ook nog. Hij werd in het diepe gegooid en moest zelf maar zien hoe hij het hoofd boven water hield. Hoewel zijn liefde voor de journalistiek sindsdien alleen maar toegenomen is, was het in die beginjaren vaak behelpen. Het was een tijd van schipperen en aanmodderen. zien wat ik ermee deed. Het bleek de aankondiging van haar troonsafstand te zijn. Zat ik daar in Delft, aan het eind van de dag - zonder archief, zonder hulpmiddelen en zonder netwerk. Gelukkig bracht de adjunct-hoofdredacteur mij die avond een naslagwerk over de Oranjes, zodat ik voldoende materiaal had voor de wisselpagina die ik voor alle edities moest maken. Op dat moment werd ik echt op de proef gesteld. Had ik het verknald, dan had ik waarschijnlijk kunnen vertrekken. Het liep gelukkig goed af. Ik kwam vervolgens in Vlaardingen onder supervisie van Ruud van Houwelingen terecht, om een maand later naar Schiedam te gaan." "In Schiedam begon het echte werk en was ik van de ene op de andere dag feitelijk verantwoordelijk voor de inhoud van het Nieuwe Stadsblad. Dat betekende dat ik tussen de vier en zes redactionele pagina's moest vullen, tweemaal in de week. Dagelijks kwam er wat post binnen, maar dat ontsteeg het niveau van de aquariumvereniging en de wekelijkse bingoavond niet. Het concern wilde de krant vernieuwen; hoe ik dat ging doen moest ik zelf maar uitzoeken. De broodnodige contacten ontbeerde ik ook. Ruud had me bij een aantal mensen geïntroduceerd, voor de rest moest ik zelf zorgen. Dus ik ben zomaar ergens begonnen. Dat was verschrikkelijk lastig. Door die enorme vrijheid kon ik als beginner ook stomme fouten maken. Een van mijn eerste grote verhalen ging over een gezin in de BK-laan. Hun huisje was door een kippenboer opgekocht en nu moesten vrouw en kinderen dat huis uit. Dat bleek wettelijk allemaal prima in orde, maar dat begreep ik pas later. Inmiddels had ik er al een tranentrekkend verhaal over geschreven en werd de kippenboer er door onze lezers op aangesproken. Zo word je door schade en schande wel wijs." "Het vernieuwen van de redactionele pagina's was redelijk ondankbaar werk. Het Stadsblad stond voor velen gelijk aan de persoon van Mieke Woerdenbagch. Zij deed veel verenigingsnieuws en had een rubriek 'huishoudelijke overpeinzingen'. Het was een stijl waar je eigenlijk niet meer mee aan kon komen, maar die al jarenlang in gebruik was. Het was een erfenis van de politiek van Sijthoff om huis-aan- huisbladen op te kopen inclusief de redacteuren. Dat zorgde voor een verbrokkelde groep journalisten, waarvan de ouwetjes het veld moesten ruimen. Er werden jonge mensen aangesteld om dat vuile werkje op te knappen. Zo moest ik "Laat ik voorop stellen dat ik blanco aan mijn werk bij het Stadsblad begon. Ik had geen opleiding in de journalistiek en ook geen werkervaring in deze branche. Toen ik met de HAVO klaar was, wilde ik naar de pas opgerichte School voor Journalistiek in Utrecht. Het was 1968 en die school werd net dat jaar bezet, zoals zoveel onderwijsinstellingen toen. Ik kreeg bijna wekelijks brieven van diverse clubs die mij vertelden dat de school gewoon doorging of dat deze juist opgeheven zou worden. Ik ben toen maar aan een andere opleiding begonnen. Ruim tien jaar later kreeg ik alsnog de kans. Sijthoff Pers zocht een redacteur/verslaggever. De keuze viel op mij en ik mocht voor een proefperiode bij de Delftse Post aan de slag. Daar beleefde ik mijn vuurdoop. Op een avond liet de hoofdredacteur mij een paar minuten voordat hij naar huis ging weten dat ik nog even op de tv naar een toespraak van Juliana moest kijken en dan maar moest maar zien hoe ik de verhalen van Mieke kon vernieuwen. Zij had al jarenlang op eenzelfde manier voor de krant geschreven, dus zij zag daar absoluut de noodzaak niet van in. Op een dag vond ik een briefje op mijn bureau: 'Jullie verzieken mijn verhalen, ik kom niet meer terug.' Ik voelde mij niet echt gelukkig met mijn rol als breekijzer. De meeste lezers juichten de vernieuwingen trouwens toe, hoewel er natuurlijk ook fans van de oude stijl waren. Vooral verenigingsmensen beklaagden zich er over dat we het 'niet meer zoals vroeger' deden. Inderdaad, we konden niet meer bij iedere wekelijkse repetitie langskomen. De krant moest nu eenmaal met zakelijk en - vooral - maatschappelijk relevant nieuws gevuld worden." "Bij mijn aanstelling vertrouwde Ruud van Houwelingen mij toe dat je in Schiedam het nieuws uit de straatstenen moest Musis 120

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 120