Endegeest, van wie hij veel opstak. (Endegeest is een psychiatri sche inrichting bij Oegstgeest, waar Stigter werkte bij wijze van vervangende dienstplicht omdat hij niet in het leger wilde. Hij had geen zin in 'dat gedoe,' ging liever stilletjes zijn eigen weg). Omdat de kunst niet voldoende opleverde en er toch brood op de plank moest komen heeft hij veel 'gerommeld'. In die beginjaren, maar later ook wel. Hij wilde niet in de BKR. Dan ging hij liever tentoonstellingen bouwen, of een beurs helpen inrichten. Zijn carrière is een lappendeken van bezigheden. "Ik heb voor de klas gestaan als leraar tekenen en handvaardigheid, ik heb een cursus pottenbakken gegeven, ik heb een tijdje in de kassenbouw gezeten. Kolere, wat een zwaar werk! Ik deinsde nergens voor terug. Ik pakte alles op. Met het geld dat ik verdiende kon ik weer even werken, schilderen." Was het toeval dat veel van zijn baantjes een relatie hadden met de scheepvaart? Na Endegeest ging hij in Rotterdam werken als konvooiloper bij een lompenhandel. Dat betekende dag in dag uit met stapels papieren door de haven sjouwen. In die tijd was er nog volop activiteit op het water. En leven op de kade. Na een jaartje solliciteerde hij bij de Pelmolen in Vlaardingen. Daar ging hij hetzelfde werk doen. Met dit verschil, dat er nu zuidvruchten op de papieren stond in plaats van lompen, en dat hij niet langer hoefde te fietsen, maar voortaan met een brommer door de havens reed. Een wending nam zijn loopbaan pas bij ENCK, waar hij als assistent waterklerk schepen inklaarde. Willem den Bakker, de baas van de fabriek, was een verwoed kunstverzamelaar. Stigter: "Hij schreef een prijsvraag uit onder het personeel. Een nieuwe verpakking ontwerpen voor zakken kunstmest van 50 kilo. Die wedstrijd won ik, natuurlijk; ik zat immers half en half in het vak. Zo ben ik in de grafische vormgeving gerold. Den Bakker was zo enthousiast over mijn ontwerp, dat ik ook de reclame voor ENCK mocht gaan doen. Daar wist ik niks van; ik moest alles leren." Dat leren ging volgens de vertrouwde Stigter-methode. Veel vragen aan mensen die er verstand van hadden, en veel kijken, bijvoorbeeld over de schouder van de grafici bij drukkerij Van Dooren. Een cursus volgen trok hem niet. "Dat heb ik één keer gedaan. Handelsrekenen. Daar ben ik gauw mee gestopt." Als reclame-ontwerper kreeg hij voor het eerst financieel vaste grond onder de voeten. Hij betrok een groot en afgelegen huis in Maasland, dat hij vol zette met antieke meubels. Schilderen kwam tijdelijk op de tweede plaats; hij heeft indertijd zelfs een aantal van zijn schilderijen verbrand. Hij dacht een poosje dat hij het voorgoed had gehad met de schilderkunst. In de jaren tussen 1970 en 1995 was hij vooral actief als ontwerper en vormgever. De inrichting van regionale musea als het Visserijmuseum, Ton Stolks Muziekmuseum, Streekmuseum Jan Anderson en molenmuseum De Nieuwe Palmboom in Schiedam zijn voor een belangrijk deel zijn werk. Voor die opdrachten reisde hij het hele land door. Inmiddels is hij toch weer aan het schilderen geslagen. "Ik ben weer terug bij af," zegt hij, en het klinkt niet alsof het hem spijt. Hij kan het gewoon niet laten. Innerlijke dwang. Maar ook uit plezier. Voor de roem heeft hij het nooit gedaan. "Ik ben niet zo ambitieus," zegt hij. "Wil je bekend worden, dan moet je veel aan publiciteit doen. Daar heb ik nooit veel aandacht aan besteed." Hij neemt er genoegen mee dat hij door heel Nederland heeft geëxposeerd en dat er voldoende mensen zijn die zijn werk waarderen. Over zijn plek in de schilderkunst doet hij bescheiden. Als hij dan al ergens bij ingedeeld moet worden, dan maar bij de 'schilders van de kust'. "Ik ben gewoon een traditionele schilder die van bootjes houdt." 151 Musis Atelier Joop Stigter, foto Jan van der Ploeg

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 151