Wie kent 'm niet
Onder de schenkingen die recent aan het Jenevermuseum
zijn gedaan, bevindt zich het ontwerp voor de affiches voor
de 'Blauwe Week van 1922', een gezamenlijk initiatief van de
vele confessionele, algemeen of politiek georiënteerde
drankbestrijdingsorganisaties die Nederland aan het begin
van de twintigste eeuw telde. Het is allerminst een artistiek
hoogstandje. Integendeel aan alles is duidelijk dat hier een
bevlogen amateur aan het werk was. En, naar wij uit de
naam G.A. Döhrn weten, een Schiedammer bovendien.
Kunsthistorisch is de prent niet van waarde, historisch gezien
echter des te meer, want ondanks het feit dat de gouache het
niet haalt bij het werk van tekenaars als Hahn en Van
Raemsdock die ook het 'Sluit Schiedam' als motto namen,
kreeg dit ontwerp een landelijke verspreiding.
Moeilijk kunnen wij ons voorstellen, terwijl het
drankmisbruik vooral onder jongeren onrustbarende vormen
aanneemt, wij cijfermatig op de hoogte zijn van de
maatschappelijke gevolgen van overmatig drinken en wij
kennis hebben van de relatie tussen geweldsmisdrijven en
verkeersongelukken en alcohol, hoe groot het
alcoholprobleem was aan het eind van de negentiende- en
begin twintigste eeuw. Onder de bestrafte overtredingen nam
openbare dronkenschap veruit de eerste plaats in. Maar al te
gemakkelijk zien wij de prenten waarop openbare
dronkenschap aan de orde worden gesteld en getoond wordt
hoe gezinnen door het drankmisbruik in de diepste ellende
werden gestort in een melodramatisch perspectief. We
vergeten dan dat het gezelligheidsdrinken sterk gerelateerd is
aan maatschappelijk positie, sociale omstandigheden en
welstand.
Het thuis drinken was omstreeks 1900 voorbehouden aan de
betere stand, aan te vangen bij de kleine ondernemer die
mocht steunen op enige welstand. De arbeiders dronken op
het werk, in de schaftlokalen en in de kroeg. Jenever was nog
een volksdrank en niet zelden ook worden de begrippen als
het 'alcohol-vraagstuk' en het 'jenever-vraagstuk' door elkaar
maar in dezelfde betekenis gebruikt. In het 'Sluit Schiedam'
dat in die jaren zelfs tot in de Tweede Kamer en de
regeringen weerklonk, ligt besloten hoe ernstig de situatie
was. Geen der sociale wetten die grofweg tussen 1880 en
1920 tot stand werden gebracht mist ook de verbinding met
het alcohol-vraagstuk 'dien gesel der werkenden stand'.
De huisvestingssituatie van de arbeiders en het gemiddelde
loon voor de hand- en hoofdarbeider lieten sociaal drinken
feitelijk niet toe. Kerkelijke en liberale organisaties spraken er
afkeurend over, maar accepteerden misstanden als eigen aan
de lagere standen, waarover ofwel medelijdend ofwel
minachtend gesproken werd. Het standsbesef was sterk en
net zo min als vrouwen werden getolereerd in hogere
functies, aan de universiteit of in het stemhokje, werd het
arbeiders praktisch onmogelijk gemaakt door (bijvoorbeeld
voortgezet onderwijs) te klimmen op de maatschappelijke
ladder.
In Schiedam lag het met het drankmisbruik en openbare
dronkenschap iets anders dan elders in het land. Afgaande op
de krantenberichten waren de veroordelingen voor openbare
dronkenschap en landloperij even talrijk als elders. In de
verslagen van het Burgerlijk Armbestuur komen daarentegen
aanzienlijk minder gevallen voor van de schrijnende armoede
als in verslagen uit diezelfde jaren uit andere industriesteden.
De reden daarvan zal ongetwijfeld zijn dat de jenever in
Schiedam voor een belangrijk deel van de werkende
bevolking praktisch gratis of heel goedkoop verkrijgbaar was.
Aan de Blauwe Week 1922 namen alle in Schiedam actieve
geheelonthoudersverenigingen deel, waaronder de
Nederlansche Vereeniging tot Afschaffing van
Alcoholhoudende dranken, de Nationale Christen
Geheelonthouders Vereeniging, de International Order of
Good Templars, de Jongelingen Christen Geheelonthouders
Bond en de Nederlandsche Christelijke Jongelieden
Geheelonthouders Vereeniging 'De Schakel'. Een heel palet
van organisaties, passend in de verzuilde samenleving en
aanpak van het drankmisbruik. Te beginnen bij, zoals een
motto van de Vereniging tot Afschaffing van
Alcoholhoudende Dranken luidde: 'Niet het laatste, maar het
eerste glas, helpt er velen in 't moeras'. Overigens was enig
opportunisme de Schiedamse afdeling van de Nationale
Vereniging niet vreemd. Want over 1902 (het jaar van
oprichting) meldde de Schiedamse afdeling dat men met
smart wachtte op een insigne waarmee de leden zich aan
elkaar en de wereld kenbaar konden maken en tevens
'verlangde men een anderen naam voor het weekblad der
vereeniging'; men had ondervonden, dat de naam "Sluit
Schiedam" een te krasse uitdaging was in "het hol van de
leeuw". Op het affiche dat in 1922 voor de Blauwe week werd
ontworpen en gedrukt had overigens niemand kritiek. Zo
klein als de Schiedamse gemeenschap op dat moment was
en nog doordrenkt van de jenever, kon waarschijnlijk elk van
de leden van de Schiedamse afdeling van de Nederlandsche
Vereniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken er
wel een paar namen bij verzinnen ook.
De aquarel Blauwe Week 1922 'Diep gezonken' van
G.A. Döhrn is geschonken door B.C. Blok- Hoenderkamp.
HVDS
Musis 174