Maar hoeveel gekleurd
glas er ook door de
handen van haar vader
is bewerkt, José heeft
er niet één scherfje van
in haar bezit.
Zoals veel Belgen, sloegen zij
tijdens de Eerste Wereldoorlog
op de vlucht voor het geweld
en zochten zij een schuilplaats
in het neutrale Nederland. Het
gezin van José's grootouders
vond tijdelijk onderdak in een
dorp in de Biesbosch. Begin jaren
twintig trokken de Henderickxen
naar Schiedam, toen nog een
stad waar het maatschappelijk
leven grotendeels door de
katholieken werd gedomineerd.
André, geboren in 1911, had in
de Biesbosch de tijd van zijn
leven, vertelt zijn schoonzoon.
Theo Gootjes: "Niets deed hem
zoveel plezier als daar met een
vishengel aan de waterkant
zitten." Gootjes, zelf ook
beeldend kunstenaar, typeert
André Henderickx in de eerste
plaats als een natuurmens. "Hij
was acht toen hij in Schiedam
kwam wonen. Na zijn aankomst
heeft hij zeker een week lang
gehuild omdat-ie uit de natuur
was gerukt. Ik denk weieens dat
hij dat gemis in zijn werk tot
uitdrukking heeft willen brengen.
Je vindt er veel natuurlijke
kleuren, vormen en structuren
in terug. Hij was bijvoorbeeld
als jongen al ontzettend knap
in marmeren. Hout dat hij had
gemarmerd, was niet van echt
marmer te onderscheiden.
Mensen stonden daar versteld
van; een ventje van zestien dat
zulk mooi werk leverde! Met
Portretbuste moeder André Henderickx, foto Cornelia Montfoort houten was 't hetzelfde verhaal.
Zijn nerven en knoesten waren
bedrieglijk echt. Hij had een
scherp oog voor natuurlijk leven. Zijn moeder heeft eens nijdig
met een bezemsteel tegen het plafond staan te tikken om een
schoenlapper te verjagen die daar zijn toevlucht had gezocht.
Het duurde heel lang voordat ze in de gaten kreeg dat die
vlinder door haar zoon was geschilderd."
André was een natuurtalent. Na de ambachtschool ging hij
timmeren voor Frans Naring in de St. Luduinastraat, vertelt
José. Tot de vaardigheden van timmerlieden werd toen ook het
maken van glasinloodramen gerekend. Daar was veel vraag
naar in de bouw, maar ook in het bedrijfsleven, want het was
in die jaren gebruikelijk om jubilarissen een gedenkraam in
glasinlood cadeau te doen. Bij Naring - waar later ook broer
Frits emplooi vond, nadat hij na de meidagen van '40 was
teruggekeerd uit Duitse krijgsgevangenschap - leerde André
het glazeniersvak. Kunstzinnige vorming kwam er niet aan te
pas. "Hij is maar heel even op de academie geweest," zegt zijn
dochter. Hetzelfde gold overigens voor haar oom Frits, die ook
hooguit een blauwe maandag de avondacademie bezocht. Ook
Frits verstond de kunst zich in meer dan één materiaal uit te
drukken. En ook Frits kon tekenen als de beste.
Aan de glastafel bij Naring werkten de gebroeders hun eerste
gezamenlijke opdracht uit: een raam voor café Het Vierkantje,
voorstellende een vrolijke Bacchus.
229 Musis