bedrijfsvoering waarin nauwelijks
gebruik werd gemaakt van de - ook toen
beschikbare - moderne apparatuur. De
grote broekpomp, waarmee het beslag
werd overgepompt naar de ketel werd
met lichaamskracht bewogen.
De - oudere - brandersknecht die aan de
pomp stond, slofte op een oppervlak van
slechts een paar vierkante meter per dag
een afstand van Schiedam naar Delft en
terug. Ook het warme water voor het
beslag werd per zware houten kit van
twintig liter in ganzenpas van de ketel -
Interieur onbekende stoombranderij. Collectie Gemeentearchief Schiedam
de stelling op - naar de kuipen gesjouwd
en handwerk was ook het schoonmaken
van de ruwketel. Dit werk was
voorbehouden aan de jongste knechts
die aan een tuig in de ketel werd gelaten
om het aangekoekte beslag met een
overmaatse pannenspons - de palster -
los te slaan.
Het schoonmaken gebeurde wanneer de
ketel nog warm was en moest allerhaast
gebeuren, want eenmaal leeg en
'schoon' werd de ketel vrijwel meteen
opnieuw opgeladen.
Van het leven van de brandersknechts
weten we feitelijk weinig.
Wel beschikken we over een aantal
literaire beelden. De belangrijkste
danken we aan Henri Hartog, een in
1904 op 35-jarige leeftijd gestorven
joodse onderwijzer die opgroeide in
een gezin dat hijzelf omschreef als
bestaande uit 'zeer kleine Israëlitische
kleinhandelsmenschen in een klein
hofje, tusschen arme menschen'. Van de
woonomgeving uit zijn jeugd hebben we
een beeld.
259 Musis