Natte gist scheppen in de branderij,
Mouter, het graan kerend, Collectie de Reuver/Jenevermuseum
Stoker in mouterij De Goudsbloem, Collectie de Reuver/Jenevermuseum Zifter, aan de zakken om zijn benen kleeft
De laatste hofjes werden gesloopt
in de jaren zestig van de vorige
eeuw, waarmee Schiedam ook alle
sporen uitwiste van de arbeiders
die ooit de binnenstad hadden
bevolkt. Inmiddels hebben we - uit
een minutieus onderzoek naar de
bewoningsgeschiedenis van het
Willemshof door Elise Oranje - wel een
beeld van hoe zo'n hofjesgemeenschap
waarin Henri Hartog opgroeide, was
samengesteld. Het was niet het laagste
allooi, maar stak daar net bovenuit.
Hartog had z'n observaties uit de eerste
hand, waar hij de willekeur beschrijft
die de brandersknechts zich moesten
laten welgevallen, de verwording door
de onmenselijke werktijden en de
drank, de knechting door de bazen, de
weerloosheid van de gezinnen en de
berusting in een uitzichtloos bestaan.
Zelf schreef hij daarover aan Herman
Heijermans dat hij had gewoond en
gewerkt 'in een hofje te Schiedam, wel
niet onder het allerarmste en meest-
door-de-maatschappij-verbeestlijkste
proletariaat, maar toch heb ik veel
ellende gezien, ook zelf de beroerdheid
van het proletariër zijn in zeer acuten
en vernietigenden vorm ondergaan
en ervaren hoe als fatale machten,
een complex van maatschappelijke
invloeden mensen tot verdwazing
konden brengen'. Er is geen literatuur
te noemen waarin een dergelijke
indringende beschrijving wordt gegeven
van het arbeidersbestaan in 'Zwart
Nazareth', de jeneverstad Schiedam
omstreeks 1900.
Musis 260