door de archieven van de Kamers van Arbeid die in 1895 op initiatief van Abraham Kuyper werden ingesteld en tot taak hadden te bemiddelen in arbeidsconflicten. Henk Slechte besteedt hieraan in Staken en Stempelen uitvoerig aandacht, maar kan bij perikelen in de branderij slechts gedeeltelijk stilstaan. De tweede - rijke - bron wordt gevormd door het jaargang van het socialistisch weekblad De Moker dat verscheen tussen maart 1901 en mei 1912, die in het Nationaal Archief worden bewaard. De weekbladen verkeren in dermate slechte staat dat raadplegen onverantwoord is. Met steun van de gemeente, de rijksoverheid en particuliere fondsen werd de gehele verzameling gedigitaliseerd en staat momenteel op de website van het gemeentearchief voor de onderzoeker ter beschikking. Berichten in De Moker bevestigen dat werkdagen van achttien uur geen uitzondering waren. En doet op vele plaatsen verslag van het drinken in de branderij. Brander/distillateur Herman Jansen verklaarde voor de parlementaire enquêtecommissie dat in zijn bedrijf acht glazen per man per dag waren toegestaan en dat dit zo'n beetje het gemiddelde was in alle bedrijven. De leden van de commissie waaronder de latere staatslieden van gewicht Beelaers van Blokland, Ruijs de Beerenbrouck en Goeman Borgesius, vroegen hierop niet verder door, genoegen nemend met Jansens' antwoord, waarmee hij zonder twijfel 'het glaasje zonder voet' moet hebben bedoeld. In onze voorstelling zal dat een borrelglaasje zijn geweest voor een snelle teug. Verschillende zegslieden verklaren in De Moker, op verschillende tijdstippen dat de drank in 'een mosterdglas' werd rondgedeeld. Ook de laatste zakkendrager, M. Weber noemt expliciet een mosterdglas als maat waarmee in de jaren '50 van de vorige eeuw aan de zakkendragers jenever werd geschonken. We hebben het dus over glazen met een veel grotere inhoud. De hoeveelheid drank die per man per dag werd geschonken kan worden geschat op minstens een halve tot driekwart liter. Uit De Moker rijst het beeld op van een volslagen gealcoholiseerde knechtenstand, die geen verweer had en was overgeleverd aan de willekeur van de meesterknecht. Regelmatig vraagt het blad zich af of de patroon wel op de hoogte was van hetgeen zich in zijn branderij afspeelde. En ook slaakt het blad enkele malen de verzuchting dat conflicten een ander verloop hadden Zo'n meesterknecht, uit de brandersknechts zelf voortgekomen, schijnt dit, eenmaal het baantje van meesterknecht veroverd, geheel te vergeten. Hij ontslaat, benoemt, en betaalt zijn medewerkers, in het kort, geheel naar eigen welgevallen. De Moker, 05-07-1902 over de willekeur van de meesterknecht gehad als de patroon het voor het zeggen had gehad. Het beeld dat ooggetuigen in De Moker oproepen van het oude Schiedam is zwarter dan de zwartste bladzijde uit het werk van Henri Hartog of de pamfletten van Piet de Bruijn cs. Henri Hartog beschreef het menselijk leed dat hij waarnam in zijn directe omgeving. Dit samengevat in enkele verhalen met de gezinssituatie als uitgangspunt. Voor de socialistische pamflettisten waren de sociale ongelijkheid en willekeur het uitgangspunt. Hun doel was de branders- en distillateursknechts over te halen tot het zich verenigingen onder socialistische vlag. Gistpersen, circa 1920, Collectie de Reuver/Jenevermuseum 263 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 263