Daarmee kon ik de zakken van de wagen via mijn knie overladen en werden ze vervolgens over de banden geleid.' In de branderij werkten de mannen minstens zo hard. Er waren ploegen die iedere ochtend om 4.00 uur gist schepten. Dat moest gekeerd worden om goed te kunnen drogen, ook op zondagochtend. Volgens Weber werkten de meeste mannen in een roes. 'Ik heb genoeg arbeiders gezien, die 's middags niet meer op hun fiets naar huis konden. Dan waren ze 's morgens vroeg begonnen en waren ze na werktijd zo lam als wat.' De verdiensten waren minimaal. Weber: 'Dat gammelig loontje wat ik kreeg, kon je in één hand vasthouden. En waardering was er al helemaal niet. De hoge heren vonden het "gewoon" dat je altijd voor ze aan het sjouwen was.' Na verloop van tijd kregen de arbeiders wel enkele voorrechten, zoals jaarlijks twee weken gratis in een vakantiehuisje. Ook kregen werknemers tweemaal per jaar een boodschappenbon voor Albert Heijn of een kledingbon voor C&A. Niet alles werd echter zomaar uitgedeeld. Weber: 'Bij Jansen kon je je kinderen laten kleden, maar dan moesten ze wel eerst hun heilige communie doen. Dat is toch niet meer voorstelbaar, dat iemand jou kan opleggen hoe je met je geloof om moet gaan?' Je was als arbeider afhankelijk van de baas. Weber raakte er nooit echt van onder de indruk: 'Dan zag je 's morgens om 10.00 uur de heren Adriaan en Jan de Koning aankomen, en moest je eigenlijk je pet voor ze afdoen. Was je zelf al uren aan het werk voor hun winst. Ze wisten zelf ook wel wat ze aanrichtten hoor, ze waren niet gek. De meeste arbeiders hadden niets, alleen maar de gratis drank.' Weber werkte tot in de jaren '70 bij De Koning en is blij dat hij ook nog van de goede jaren kon profiteren. Toen de jeneverindustrie eenmaal bergafwaarts ging, was het daarmee snel gedaan. Weber: 'Het sluiten van de bedrijven werd achter onze rug om gedaan. Het werd alleen maar meegedeeld.' Weber moest op zoek naar ander werk en kwam in de scheepsbouw terecht, om ook daar weer zwaar sjouwwerk te verrichten. Tekst: Ingrid van der Vlis Foto's: Jan van der Ploeg Gemeentearchief Jeneversmuseum De meesterknecht moest immers altijd wachten Willem Troost (1-3-1913 - 20-1-1993, Schiedam) Willem Troost werkte jarenlang in de distilleerderij. Met hart en ziel, zo kunnen dochter Ali van Wensveen- Troost (geb. 1942) en zoon Frank Troost (geb. 1946) getuigen. Hij begon op 13-jarige leeftijd bij een melkboer in de Gorzen. Toen hij op dat werk uitgekeken raakte, kwam hij bij Meijer Co. aan de Nieuwe Haven terecht. Een goede gezondheid was hem nadien niet meer gegeven. Het werken als zakkendrager eiste zijn tol, want zijn nekwervels bleken compleet versleten. Weber: 'Het is raar, maar toch kan ik nu op mijn oude dag zeggen dat ik het goed heb - financieel dan. Met elkaar hadden we het eigenlijk altijd wel goed. Mijn vrouw en ik staan optimistisch in het leven, en dan hebben we ook nog eens vier hele fijne kinderen. Wat wil een mens nog meer?' In 1939 vertrok hij naar de verderop gelegen distilleerderij P. Hoppe. Binnen enkele maanden was hij er de nieuwe meesterknecht. Nadat het bedrijf aan Coebergh verkocht en later ontmanteld werd, ging hij nog bij Dirkzwager aan de slag. De ontmanteling van de oude distilleerderij ging hem enorm aan het hart. Tot overmaat van ramp belandde hij in 1973 in de ziektewet vanwege nek- en schouderklachten, veroorzaakt door het jarenlang fusten rollen en zware kratten met flessen tillen. Dochter Ali: 'Vader heeft zijn hele leven gehoest en bloed opgegeven en gespuwd. Aan het eind van zijn leven werd ook nog asbestose geconstateerd, veroorzaakt door langdurig contact met asbestdeeltjes.' Dat haar vader ziek werd, verwijt ze niemand. 'Jenever werd nu eenmaal over asbest gefilterd in slurfzakken. Vader vulde die zakken en moeder waste ze thuis uit, niemand was zich bewust van de gevaren.' Kort nadat Willem Troost bij Hoppe begon, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Zoon Frank: 'Dankzij de jenever heeft vader veel onderduikers kunnen redden. Dan maakte hij de jenever iets minder sterk. Zo hield hij alcohol over om extra drank mee te maken en dat als ruilmiddel in te zetten. Hij was één van de vijf meest gezochte verzetsmensen in Schiedam.' Na de oorlog kwam het bedrijf in een stroomversnelling terecht. De meesterknecht was van cruciaal belang, vanwege het stookproces en het bereiden van de jenever. Ali van Wensveen-Troost: 'De assistent mocht weieens kolen opgooien, maar vader bepaalde de sterkte en voegde de ingrediënten toe. Hij was de kwaliteitsbeheerder. Vader had zo'n enorme kennis, hij kon blind proeven welke spiritus (soort en merk, alcohol of moutwijn) de basis vormde en welke ingrediënten gebruikt waren. Hierdoor wist hij de merken te onderscheiden. In de jaren '50 werkten er gemiddeld tien personen bij Hoppe: de meesterknecht, een assistent, een kuiper, de chauffeurs en een aantal losse werknemers. Zoon Frank deed er jarenlang vakantiewerk. Hij mocht dan vullen, capsuleren, bladgoud knippen voor de bruidstranen en een enkele keer zelf likeur stoken. 269 Musis Mevrouw Wensveen Troost, foto Jan van der Ploeg

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 269