'Het wende snel, maar de eerste dagen was ik tegen de middag
al tipsy van de lucht. Zwaar was het werk niet. Bij het rollen
van een fust moest je weten hoe je de energie van het vat zelf
gebruikte. Andere handigheidjes leerde ik daar ook, zoals het
inslaan van de bondels in een fust. Die moet je met de nerf
haaks op die van het fust zetten, om lekken te voorkomen, en
er een bondellapje tussen steken.'
Bijna alles was handwerk. De flessen vullen, het kurken, het
capsuleren en de etiketten opplakken. Dat laatste deed dochter
Ali als kleuter al. 'Dan kwam vader thuis met een doos vol
miniatuurflesjes, of ik een middagje wilde plakken. Dat kon ik
beter met mijn kleine vingers dan die grote kerels. Zat ik weer
een hele woensdagmiddag te plakken voor de zaak.' De eerste
machine in het bedrijf was de spoelmachine in 1955. Tappen
bleef handwerk, met een houder voor zes flessen: drie liepen
vol, terwijl de drie andere vervangen konden worden. Frank
Troost: 'De distilleerderijbedrijven waren zo conservatief. Toen
vader bij Dirkzwager kwam werken in 1966 stond de jongste
bediende nog achter de schrijftafel. Hij mocht niet gaan zitten,
en daar was ook geen gelegenheid toe.' Het werkzame leven
heeft op de kinderen grote indruk gemaakt. Willem Troost
ging iedere ochtend om 6.30 uur de deur uit en kwam pas
rond 18.30 uur weer thuis. Frank: 'Ik heb wat avonden over de
reling van het balkon gehangen, om te kijken of moeder het
eten al op tafel kon zetten.' De meesterknecht moest immers
altijd wachten tot de laatste bodedienst langs was geweest.
Deze brachten leeg fust en haalden de bestellingen voor slijters
en café's op. In de wintermaanden en rond carnavalstijd
werkte Troost nog harder. Dan ging hij om 5.30 uur naar de
zaak om de ketels op te stoken, en bleef hij er tot 22.00 uur.
De ketels brandden dan 24 uur per dag, dus controleerde hij
die ook in het weekend. Ali van Wensveen-Troost: "'Jij eeuwig
met die rotzaak", zei moeder weieens. Als gezin moesten wij
er eigenlijk altijd rekening mee houden: de zaak ging voor
alles.' Ging het gezin in de zomer op vakantie, dan had vader
eerst een paar dagen nodig om bij te slapen.
Het werken in de jenever ging Troost letterlijk in de kleren
zitten. Hij droeg een speciale jas en zelfs zijn fiets werd
alleen voor werkverkeer gebruikt. Zowel de jas als de canvas
fietstassen waren doordrongen van een sterke alcohollucht.
Hij heeft weieens over een witte streep moeten lopen om aan
te tonen dat hij niets gedronken had. Anderzijds werd hij in de
tram een keer door iemand aangesproken, "wat ruikt u toch
lekker!". Sjaak Butter werd als 20-jarige de rechterhand van
de meesterknecht in de opmaak bij de stokerij. Samen zorgden
zij voor het bereiden van de dranken. Toen de meesterknecht
langdurig ziek was, nam Butter zijn werk zelfs op alle fronten
over. Dat begon bij het gereedmaken van de grondstoffen, nog
veelal uit natuurlijke ingrediënten. Kersen voor cherry brandy
bijvoorbeeld werden met pit en al gemalen. Later werd dit
uitgeperst in een pers van anderhalve meter doorsnee. Butter
liep dan met een collega rondjes om al het sap er uit te krijgen.
Dat was zwaar werk, net als het maken van suikerstroop.
Daar waren telkens balen van 50 kilo suiker voor nodig. Bij
De Kuyper trokken ze ook zelf infuus van sinaasappel- en
citroenschillen. Die lagen wekenlang in een vat met alcohol
en water, tot de juiste smaak er in getrokken was. Die smaak
trok ook in de voegen, zodat de bakken altijd voor dezelfde
grondstoffen gebruikt moesten worden.
Waren de grondstoffen voorhanden, dan kon de drank
opgemaakt worden in grondvaten, in grootte variërend van
700 tot 40.000 liter. Er waren speciale mixmachines om de
grondstoffen goed te kunnen mengen. De grondstoffen zelf
werden met slangen uit de grondbakken gepompt. Het mengen
was precisiewerk. De hoeveelheid was van belang, evenals de
volgorde. Was het percentage alcohol nog te hoog en kwam er
bijvoorbeeld al suiker bij, dan kreeg je allemaal harde stukjes.
Butter: 'Dat was op zich het werk van de meesterknecht, maar
we deden de meeste dingen samen. Hij liep niet geheimzinnig
in zijn eentje met de recepten rond. Het was wel zo dat ik met
mijn 20 jaar grotendeels oudere mannen - soms van in de 60 -
aan het werk moest zetten.
Was de drank bereid, dan moest deze geproefd worden.
Sjaak Butter (16-11-1952, Schiedam)
Sjaak Butter kwam in 1972 uit militaire dienst en ging op zoek naar afwisselend werk. Hij kon assistent
meesterknecht worden bij distilleerderij De Kuyper aan de Buitenhavenweg. Het werk was inderdaad
zo afwisselend als hij hoopte, maar na zeven jaar zocht hij toch een andere baan. Butter: 'Je had grote
verantwoordelijkheden voor enorme hoeveelheden dure drank, maar dat betaalde zich niet terug in je
salaris.'
rak Butter, foto Jan vqn der Ploeg:
271 Musis