SEEP
Klopte dat niet, dan kreeg het bedrijf een
boete opgelegd. Personeelsverenigingen
of uitstapjes van de zaak waren niet
aan de orde. Na de oorlog werd er
wel een toneelvereniging opgericht,
uitsluitend voor het kantoorpersoneel.
Fabrieksarbeiders werden daar niet
voor uitgenodigd. Van Kleef maakte
zelf weinig onderscheid. Hij ging graag
voetballen met de arbeiders in het
Westland. Het contact met hen was
makkelijker gelegd dan met de baas.
Directeur Hazelhoff-Roelfsema
(de vader van de soldaat van Oranje)
had een eigen kantoor, maar liet zich
nauwe
lijks op de werkvloer zien.
Van Kleef: 'Het was niet echt gebruike
lijk dat je hem aansprak, ook niet als
je een goed idee had. Dan deed je dat
via de procuratiehouder of één van
de andere chefs. De hiërarchie en de
tradities bleven al die tijd in stand.
Toen we bijvoorbeeld koffie op het
werk kregen, was dat al een enorme
ommekeer.
Toen was het echt feest.' Na de
fusie met Rijnbende ging het bedrijf
samen met Henkes en daarna weer
met Bols. Al die tijd bleef het een
onderaanneming van de Gist-Brocades,
dus de arbeidsomstandigheden bleven
gelijk. Fred van Kleef bleef er werken,
en beëindigde zijn loopbaan in 1983 in
Hendrik Ido Ambacht, waar het bedrijf
toen neergestreken was. Hij ging met
de VUT, omdat hij het toen naar eigen
zeggen wel gezien had. 'Ik ben nooit
met tegenzin naar mijn werk gegaan,
maar ik heb het sindsdien ook geen
dag gemist.' Het bedrijf droeg hij over
aan zijn zonen. Als familiebedrijf
kwam het aan de vooravond van de
Tweede Wereldoorlog bij vader Jan
Wittkampf terecht, zevende en jongste
kind van het gezin. Het was omwille
van de familietraditie dat hij het
bedrijf overnam, want zijn interesse
lag eigenlijk elders. Wittkampf was
geestelijk ingesteld en wilde graag witte
pater worden, maar gaf toe aan de
dringende wens van zijn vader. Hij werd
distillateur van B.A.J. Wittkampf op de
Westerkade, de enige distilleerderij met
het keurmerk van Schiedam.
In de oorlogsjaren kon het bedrijf open
blijven, omdat de Duitsers hun eigen
jenevergebruik veilig wilden stellen.
Frank Wittkampf: 'Daarmee ontkwam
mijn vader aan de Arbeitseinsatz. Hij
kwam in het verzet terecht. Zeker in de
laatste oorlogsjaren was jenever een
prima ruilmiddel, beter nog dan geld.
Door jenever weg te geven, heeft hij
diverse mensen door de Hongerwinter
heen geholpen.' Na de oorlog kon
Wittkampf redelijk goed rondkomen
van de distilleerderij. Het was een klein
bedrijf, maar wel een onderneming die
met hart voor de zaak kon werken.
Wittkampf stookte traditionele jenever
op basis van pure moutwijn en
oogstte daar waardering voor, zij het
commercieel gezien op beperkte schaal.
In de distilleerderij werkten twee vaste
krachten: de brandersknecht en de
meesterknecht. Frank Wittkampf kwam
er als jongetje in de jaren '50 graag
langs: 'De meesterknecht hield dan
een beetje kleurstof in een waterstraal
en zo toverde hij limonade uit de
kraan. Prachtig vond ik dat.' Zoals hij
het zich herinnert, gebeurde alles met
de hand. Er stonden geen machines.
Vader Wittkampf werkte op kantoor
boven de distilleerderij, samen met de
administrateur en een juffrouw voor
van alles en nog wat. Daar onderhield
hij het contact met leveranciers en
afnemers, zorgde hij voor de inkoop van
grondstoffen en hield hij toezicht op de
werkvloer.
Musis 276