Doordat de stadshistorische collectie zo lang een verborgen leven heeft geleid, is dit belang tot nog toe vrijwel onbelicht gebleven. Het inrichten van een historisch museum betekent ook dat die rol wordt onderkend en zal leiden tot een verbreding en verrijking van de Schiedamse geschiedschrijving. Het Historisch krijgt daarmee de kans uit te groeien tot kenniscentrum, uiteraard samen met het gemeentearchief. Die samenwerking is geen optie, maar een vanzelfsprekendheid. Beide instituten dragen zorg voor het behoud van het Schiedamse erfgoed en hebben als natuurlijke taak dit te delen met de bevolking. Het enige verschil zit hem in de aard van de collectie. Een derde vis in de bijt is de archeo logische collectie, die om reden van herkomst (uit de grond) en discipline (die van de archeologen) een optisch eigen rol speelt. Maar niets is minder waar; ook de archeologie hoort even waardig tot het domein van de stadshistorie. Het bestaan van deze 'mede-verzamelaars' is historisch gegroeid en deze wordt gerechtvaardigd door de specifieke methodologische technieken die zij nodig hebben. De drie basiscollecties doen echter wel de vraag rijzen of het niet logisch was meer synergie tussen archief, archeologische dienst en museum te brengen, misschien wel door een erfgoedkoepel of gemeenschappelijk directoraat. Vooralsnog zal dit wel een aantal stappen te ver zijn voor de betrokkenen en praktisch zowel als juridisch (archiefwet, het ontbreken van een eigen archeologische dienst, etc) bezwaarlijk, maar niets is onmogelijk. Het zou een geweldige steun zijn bij het bepalen van speerpunten (onderzoek, educatie, presentatie) en zeker efficiënter zijn. Een andere interessante optie zou zijn ook het corps aan vrijetijds-historici, al dan niet verenigd in de Historische Vereniging Schiedam, aan het Historisch te binden. Nauw overleg kan tot afstemming van activiteiten en wederzijdse stimulering leiden. De toekomstig directeur en zijn team wacht een even spannende als dankbare taak: wat hebben we nu eigenlijk, wat kunnen we ermee en wat willen we nog meer? Een eerste stap zal moeten zijn het karakteriseren van de stadshistorische collectie. Dat is bepaald geen sinecure, maar in andere steden is hier al ruime ervaring mee opgedaan en van die ervaring kan natuurlijk gebruik worden gemaakt. Het vergt een abstracte benadering, die het thematisch indelen van de stadsgeschiedenis als uitgangspunt heeft. Niet zozeer een karakterisering naar materiaalsoort. Dus niet alle schilderijen op een rijtje, maar kijken naar wat ze verbeelden en welk verhaal ze vertellen. Deze analyse kan er heel goed toe leiden dat geconstateerd wordt dat bepaalde aspecten van de Schiedamse geschiedenis in de vorm van een driedimensionaal object ontbreekt. Een collectiebeleidsplan is daarbij een onontbeerlijk instrument. Het signaleert de thema's waarbinnen het museum wil verzamelen, waar, op basis van de inhoudelijke collectieanalyse, de lacunes en speerpunten liggen en vooral ook wat niet verzameld zal worden. De zoveelste petroleumlamp of Delfts blauw tegeltje voegt echt nauwelijks iets toe aan een collectie, tenzij er een interessant verhaal aan het object is verbonden. Het verzamelbeleid, vastgelegd in het collectiebeleidsplan, dwingt de conservator keuzes te maken en misschien vaker dan voorheen 'nee' te zeggen. Een collectie kost veel tijd, aandacht en geld (voor behoud en beheer) en rechtvaardigt de keuzes die gemaakt moeten worden. De teleur stelling, onbegrip en zelfs woede bij inwoners die de inboedel van overleden ouders aanbieden maar geweigerd zien, is begrijpelijk. Maar uitleg bij wat het museum wel en wat het niet (meer) verzamelt, zal zeker tot enig begrip leiden. Zeker als het museum hierover heel duidelijk communiceert en het collectiebeleidsplan bijvoorbeeld op internet zet. De fase waarin het Schiedams Historisch nu verkeert, lijkt heel erg op die in het Vlaardingen van 2000. Het gemeentebestuur van Vlaardingen wilde dat er aandacht besteed zou worden aan Historische collectie, foto Jan van der Ploeg 305 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 305