Structurele samenwerking met scholen als wegbereiders voor
een echt bezoek - in groepsverband - is hierbij van groot
belang. Bovendien moet in het museum zelf de geschiedenis
en de objecten die daarbij horen, ook op een manier worden
gepresenteerd die bekend is bij jongeren. En moeten ten
slotte de onderwerpen jongeren prikkelen kennis te nemen
van de geschiedenis van hun stad. Daar werkt een museum
niet anders dan een winkel: je komt binnen op de aanbieding
en vertrekt met een kar boodschappen. Als je eenmaal
binnen bent, weet de eigenaar je nog wel voor iets anders te
interesseren.
We moeten er in ieder geval voor waken dat de vorm waarin
de vroegere 'Oudheidskamer' in Schiedam opnieuw gestalte
krijgt, niet strandt in gebrek aan ambitie of durf. Een historische
collectie moet niet verzanden op het niveau van inderhaast in
één ruimte bijeen gebrachte stadsmemorabilia.
De kans daarop is zeker aanwezig, wanneer men slechts zou
besluiten een grote collectie als buitenbeentje in een volledig
op één thema gericht, al bestaand museum te stoppen.
Waarbij de eigenaar van de collectie niet de beschikking heeft
over een pand en de 'uitbater' van het museumgebouw geen
volledige zeggenschap heeft over de collectie. Alsof twee
mensen arm in arm stelt moeten lopen op ongelijke stelten.
Er moet een keuze gemaakt worden. Dat is niet de keuze
tussen wel of niet. Maar de keuze tussen bijzaken of dat
waar het echt om gaat: het realiseren van een instelling die
de beschikking heeft over een kwalitatief goede plek om haar
taak uit te oefenen. Die taak is om met gebruikmaking van
een kwalitatief goede historische collectie het stadsverhaal te
vertellen. Zodat de Schiedammer vanuit die positie heel veel
kwalitatief goede geschiedenissen' kan horen
èn zien uiteraard). Hoe dan ook.
Historische collectie, foto Jan van der Ploeg
315 Musis