Het plan, de geschiedenis en de bedenkers Havenkerk Fotografie: Jan van der Ploeg Heel wat bezoekers van de Open Monumentendagen zijn verrast als ze bij het betreden van de uiterlijk verwaarloosde Havenkerk kunnen vast stellen dat in het interieur van de kerk zoveel bewaard is gebleven van het oude, katholieke Schiedam. De Johan Maasbach Wereldzending - een pinksterkerk - heeft van de Dominicanerkerk slechts zoveel in gebruik genomen, als past bij de gezongen, swingende opwekkingsdiensten. Er staan enkele versterkers voor de gitaren, microfoons, een keyboard en het drumstel van de zanggroep. Maar feitelijk vallen die in het niet bij de immense altaarstukken, de rijk gebeeldhouwde preekstoel, de heiligenbeelden en de staties in de zijbeuken. Binnen is de Havenkerk nog altijd de St. Johannes de Doperkerk. Bolwerk en trots van het katholieke Schiedam dat in het begin van de negentiende eeuw, ver voor het wettelijk herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, met deze kerk luidkeels van zich deed spreken. Gemakshalve wordt de Havenkerk gerekend tot de waterstaatskerken: kerken die na 1824 met toestemming van het in 1812 ingestelde Departement voor de Roomsch- Katholieke Eredienst werden gebouwd onder toezicht van de ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. De in 1821 - met een Koninklijke subsidie van 20.000 gulden - in uitvoering genomen Havenkerk viel echter niet onder dit regiem en is dus een gewone neo-classicistische kerk, waarvoor de Haagse architect Adrianus Tollus in 1818 het eerste ontwerp op papier zette. De tekeningen voor deze Schiedamse katholieke kerk berusten in het Nationaal archief in Den Haag en tonen een nog alleszins bescheiden bouwwerk in dezelfde trant als de enige jaren daarvoor door Tollus ontworpen en gebouwde St. Petrus Bandenkerk in Rijsenburg-Driebergen. Tollus gold in zijn dagen als dé bouwmeester van het zich heroprichtende katholicisme en de daarbij behorende symboliek. De St. Petrus Bandenkerk in Rijsenburg grondveste hij op de opgedolven Musis 334

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2008 | | pagina 334