Een jongen van
vijftien neemt niet
op zijn eigen
houtje ontslag en
dus moest ik
gaan werken bij
een van zijn
klanten
359 Musis
Elk jaar was bij het afscheid van de
leerlingen die hun diploma hadden, een
revue. Ik heb die twee keer aan elkaar
gepraat en dat ging me gemakkelijk af.
Eigenlijk wilde ik naar de Middelbare
Technische School (MTS) om voor
bouwkundige te leren, maar dan moest
ik wel eerst een diploma timmerman en
Voorbereidend Middelbaar Technisch
Onderwijs hebben.Dat deed ik 's avonds
op de ambachtschool. Op een dag moest
ik bij de directeur komen. Aannemer
Leenders van de Westvest had een
aankomende timmerman nodig en dat
leek hem wel wat voor mij. Meteen
beginnen. Ik was jong en vond het een
goed idee, maar ik had mijn diploma nog
niet. Dat was geen probleem:
'ga maar lekker werken en kom over een
paar maanden je diploma maar halen'.
En zo ging Jantje Crama, voor f 2,50 per
week werken, samen met de zoon van
aannemer Piet Smits van de Tuinlaan,
die van zijn vader het vak in de praktijk
bij een andere aannemer moest leren.
Mijn loopbaan als timmerman leek
abrupt te eindigen, toen Piet Smits bij
zijn vader ging werken en ik de zware
handkarren alleen moest gaan douwen.
Ik nam ontslag bij Leenders, maar dat
viel verkeerd bij mijn vader. Een jongen
van vijftien neemt niet op zijn eigen
houtje ontslag en dus moest ik gaan
werken bij een van zijn klanten, Pietje
Sliedrecht uit de Rijnstraat, bijgenaamd
'eenoortje', omdat ie maar één oor had.
Dat ging niet goed en toen Pietje naar
Haarlem vertrok en ik voor zijn konijnen
moest zorgen, was ook die fase uit mijn
timmermansloopbaan voorbij. Ik heb nog
even gewerkt bij de aannemer die na het
bombardement van Wilton de flat op de
hoek van de Vlaardingerdijk en BK laan
moest repareren, maar toen dook ik al
gauw onder om aan de razzia's van de
Duitsers te ontkomen. Dat was in 1944
in Langeraar.
Na de bevrijding kwam ik achterop
een motor terug naar Schiedam. Het
stond langs de Rotterdamsedijk zwart
van de mensen die dachten dat wij de
langverwachte bevrijders waren. Daar
zag ik mijn meisje. Ik ben van de motor
gesprongen en met haar naar haar huis
gegaan. We zijn in 1947 getrouwd, 61
jaar geleden! Omdat ik ziek was, kwam
de ambtenaar van de burgerlijke stad
bij ons thuis. Dat was uitzonderlijk en
haalde de krant. Toen ik terug was zei
mijn oudste zus dat vader hoopte dat
ik bij hem in het café zou komen. Dat
heb ik gedaan en ik heb er nooit spijt
van gehad. Ik was ervoor geboren, maar
dat moet je wel eerst uitvinden, want
kastelein is een apart vak.
Je moet achter de 'toonbank' makkelijk
met klanten kunnen omgaan en tegelijk
alles in de hand houden. Wat dat betreft
kwam ik in een opgemaakt bed. Mijn
vader was een sociale man, maar in zijn
zaak waren regels wel regels. De Klok
had daardoor een prima publiek dat
zich hield aan de 'regels van Piet'. Die
waren dat mijn vader voor alle klanten
Piet was, maar mijn moeder mevrouw
Crama en dat vuilbekkerij stopte als mijn
moeder zich vertoonde. Ik heb die regels
niet veranderd.
In 1949 heb ik de zaak overgenomen.
Dat was het moment om groter te gaan
denken. Dat kon ook, want Schiedam
was na de oorlog een bedrijvige stad en
wij zaten recht tegenover Gusto, waar
hard werd gewerkt én overgewerkt.
Die arbeiders moesten het dan 's avonds
doen met gevulde koeken. Naarmate
ze meer moesten overwerken, maakten
ze daar bezwaar tegen. Ze wilden een
warme maaltijd. Ik was al bekend bij
Gusto, want voordat de Volksbond
daar een kantine had, ging ik er 's
ochtends in alle vroegte langs met een
isoleerkan koffie (voor een dubbeltje).
Toen de bazen bij Gusto moeite kregen
de arbeiders te laten overwerken
zonder dat ze een warme maaltijd
kregen, gingen ze naar bedrijfsleider
Van Wieringen, beter bekend als 'ome
Gerrit'. Die wist voor alles een oplossing.
Toen de Volksbond zei dat de kantine
daarvoor niet kon zorgen, kwam hij
bij mij. Hij moest voor dezelfde avond
dertig warme maaltijden hebben. Of ik
daarvoor kon zorgen. De Klok was nog
café en we hadden niks, geen borden,
geen bestek, geen keukenuitrusting.
Helemaal niks. Mijn vrouw kookte en
ik ging alles te regelen. Ik heb werkelijk
iedereen ingeschakeld en om vijf uur
stond ik bij Gusto met dertig maaltijden.
Toen werd de Volksbond wakker en
bood aan om voor die maaltijden te
zorgen. Daar trapte Van Wieringen niet
in: Crama heeft ons geholpen, het blijft
dus Crama. Het zijn 175 maaltijden
per dag geworden. Wij noemden dat
toen uitbrengmaaltijden, maar feitelijk
waren wij het eerste cateringbedrijf in
Schiedam. Het is daarbij niet gebleven.
We gingen ook de maaltijden op de
zogeheten technische proefvaarten van
Gusto verzorgen en de catering van
de stemlokalen van de gemeente. Mijn
vrouw kookte in het begin alles, maar
we kregen zes kinderen en hebben een
chef-kok aangenomen, Leo Hoekstra van
Hotel De Kroon. Hij heeft twintig jaar bij
ons gewerkt. Ook Gerard Koster heeft
twintig jaar bij ons gewerkt. Eerst als
chef de rang en later als ober.
Na de oorlog moest ik in dienst. Zoals
veel jongens was ik ingedeeld bij de
7 December Divisie die naar Indië
moest. Dat was lastig met een bedrijf
in ontwikkeling. Tot mijn verbazing
keurde dokter De Bruin me af. Ik heb
altijd gedacht dat mijn vader daar achter
zat, maar hij heeft het nooit gezegd. Ik
vond dat ik dan iets anders moest doen
en dat werd de Bescherming Bevolking
(BB) die toen in opbouw was. Ik kon het
goed vinden met de leiding en omdat ik
binnen de gemeente veel contacten had
door de catering van de stembureaus,
raakte ik er nauw bij betrokken.
We hebben Schiedam ingedeeld in
zeven wijken, met wijk- en blokhoofden
en een organisatie opgezet. Ik werd
hoofdadministrateur en vergaderde
overal in het land en met iedereen.
Zo leerde ik veel mensen kennen.
Dat heet tegenwoordig netwerken,
maar toen gebeurde het gewoon.
De mensen van de BB moesten oefenen
en ik regelde met meneer Hoek van
de machinefabriek aan de Havenstraat
dat we voor De Gorzen hun afgedankte
brandweerwagen konden gebruiken
en zo was de Gorzen de eerste wijk in
Schiedam, waar de BB rondreed met
een auto met een brandweermotorpomp
en alle mannen in uniform. De BB is
vlak voor de Watersnoodramp van 1953
opgericht en pas in 1985 opgeheven.
Toen aan het eind van de jaren vijftig
de cash en carry zaken opkwamen en
overal nieuw werd gebouwd, zag je de
weerslag in de Gorzen. De middenstand
ging achteruit en veel mensen
vertrokken naar de nieuwe wijken,
vooral naar Nieuwland. Nieuwbouw was
het toverwoord in die jaren en dat kreeg
de Gorzen niet. Overal waar ik kwam,
praatte men erover: de Gorzen ging
economisch achteruit en daar moest iets
aan gedaan worden.