In 1938 verrees zijn derde belangrijke hoogbouwproject de
Plaslaanflat in Kralingen die hij samen met Huig Maaskant
ontwierp. Direct na de Tweede Wereldoorlog ontwierp
Van Tijen diverse deelplannen voor de wederopbouw van
Rotterdam en was daarin onder andere mede-verantwoordelijk
voor het gerealiseerde plan om het verwoeste centrum
van Rotterdam opnieuw vorm te geven langs twee geheel
nieuwe 'assen'; de Coolsingel en het tracé Rochussenstraat-
Westblaak-Maasboulevard, waarmee hij een direct doorgaande
verbinding beoogde over de grootste breedte van Rotterdam
met aansluiting op de hoofdverkeersverbindingen met
Schiedam en Vlaardingen.
In zekere zin mag de doorbraak die nodig was voor het
realiseren van de Westblaak worden vergeleken met de
doorbraak ten behoeve van het Liesveld in Vlaardingen. Als
modern social architect en stedenbouwkundige had Van Tijen
weinig op met de gevestigde waarden van oude stadsdelen.
Het plan voor de Westblaak ontmoette felle kritiek. Van Tijen
wist het stadsbestuur echter te overtuigen van de noodzaak
van de doorbraak, waarbij hij de toegankelijkheid van het
nieuwe centrum voor het moderne autoverkeer voorop stelde.
Veel lof oogste hij daarentegen voor de masterplannen voor
het Rotterdamse Zuidwijk, waarin Lotte Stam-Beese als
deelplan Pendrecht ontwikkelde.
De uitvoering van deze grote projecten diende zorgvuldig
te worden vastgelegd. Deze te volgen was de opdracht aan
een aantal fotograferen waarvan Jan Roovers in Rotterdam,
Schiedam en Vlaardingen één der meest productieve was.
Van Roovers is weinig werk bekend dat buiten het kader
valt van het in opdracht vastleggen van het stadsbeeld en de
daarin gerealiseerde veranderingen. Voor de media werkte
hij niet. Een bijkomende reden daarvoor kan natuurlijk zijn
gelegen in het feit dat Roovers voor de NSB had gewerkt,
terwijl de belangrijkste kranten in dit gebied; de gereformeerde
Rotterdammer, Trouw, Het Vrije Volk en het Rotterdams
Parool in de oorlog een verschijningsverbod opgelegd hadden
gekregen en in die tijd pro-nazistiche kranten als onder andere
De Telegraaf en het Rotterdamsch Nieuwsblad zich zeer
terughoudend moesten opstellen en persé geen gebruik wilden
maken van relaties uit de oorlogstijd.
De fotografie van Roovers wordt gekenmerkt door de
relatie die hij met zijn opdrachtgevers tussen 1953 en 1980
onderhield. Zijn foto's zijn scherp, helder en correct en
schijnbaar zonder artistieke aspiraties.
Helemaal waar is dit laatste niet, want hier en daar laat hij
de sfeer van het moment wel degelijk toe in zijn in principe
objectieve vastlegging van de stedelijke werkelijkheid van dat
moment.
385 Musis
I