De archivaris, de journalist en de
burgemeester, 1991
Zeventien jaar later
Musis 28
Ook deze eiste garanties van de
gemeente dat in het benodigde stuk
grond geen mensen begraven zouden
liggen. B&W lieten daarop een onderzoek
doen in het Bevolkingsregister en
stuurden een zeer incompleet overzicht
van alle (sic) joden die sinds 1862 in
Vlaardingen woonden, naar Rotterdam.
Ze concludeerden eenvoudigweg dat
er in het benodigde gedeelte geen
mensen liggen begraven. Daarbij ging
men willens en wetens voorbij aan
tegengestelde informatie waarover
de gemeente wel degelijk beschikte.
Vooruitlopend op de definitieve
overeenkomst in de zomer van 1938 was
de gemeente Vlaardingen al begonnen
met de verkleining van de begraafplaats.
Pas in februari 1940 werden de met de
Nederlandsch-Israëlitische gemeente
Rotterdam gemaakte afspraken notarieel
vastgelegd.
Die afspraken hielden onder meer in dat:
1de gemeente Vlaardingen zorg zou
dragen voor het onderhoud van de
begraafplaats;
2. de gemeente een twee meter hoog
hek en daaromheen een twee meter
brede strook beplanting zou plaatsen en
aanleggen;
3. de gemeente de bestaande
stenen zou laten herstellen en een
gemeenschappelijke steen met namen
zou plaatsen in plaats van de verdwenen
grafstenen en
4. de begraafplaats weer tot zijn
oorspronkelijke omvang moest worden
teruggebracht wanneer zou blijken dat
er toch lichamen buiten de afrastering
liggen.
De beoogde verbindingsweg Parkweg-
Schiedamseweg die over het vrijgekomen
gedeelte zou worden aangelegd en
waar meer dan 20 jaar over gesoebat
is, is er overigens nooit gekomen! Het
is goed denkbaar dat het uitbreken van
de Tweede Wereldoorlog, drie maanden
later, er de oorzaak van is geweest dat
de onder 3. genoemde afspraak niet is
nagekomen en later in vergetelheid is
geraakt.
In 1991 publiceerde ik mijn uitgebreide
onderzoeksresultaten in het Historisch
Jaarboek Vlaardingen. De altijd historisch
geïnteresseerde journalist Ben van Haren
die in die tijd beroepshalve regelmatig
contact had met het Stadsarchief, wist
waar ik mee bezig was en vroeg en kreeg
voorinzage in mijn bevindingen.
Zodoende stond er op de dag van de
uitreiking van het eerste exemplaar (12
november 1991) een bijdrage van zijn
hand in de Waterwegbijlage van het
Rotterdams Dagblad met de meer dan
pregnante kop 'Kinderen voetballen op
joodse graven'. En de onderkop was niet
minder brisant: 'Historisch onderzoek legt
fouten van gemeente rond begraafplaats
bloot'. Het duurde niet lang of ik werd
met mijn voorganger, de toenmalige
stadsarchivaris Hans Mathijssen,
'ontboden' door de portefeuillehouder
van het Archief, burgemeester Fred
van Lier. Ik meende onafhankelijk
historisch onderzoek te hebben gedaan
en voelde me vrij te publiceren uit de
archiefstukken die alle openbaar waren
en waartoe ik niet slechts uit hoofde van
mijn functie toegang had.
Het bestuur was echter begrijpelijkerwijs
not amused over de manier waarop dit
alles naar buiten was gebracht. Het is
evident dat onervarenheid in de omgang
met de pers en onbekendheid met de
ambtelijke mores deze loyale ambtenaar
en vermeend onafhankelijk onderzoeker
parten hadden gespeeld. Inmiddels ouder
en wijzer zou ik nu de uitkomsten van
een dergelijk onderzoek niet zo in de
publiciteit (laten) brengen alvorens mijn
lastgevers hierover in te lichten, zodat zij
zich hierop zouden kunnen voorbereiden.
Het duurde niet lang of er stond
een splinternieuw hek om de
joodse begraafplaats en de enige
overeind staande grafsteen werd
geconserveerd. Maar het overleg dat
de gemeente vervolgens had gezocht
met het NIK (Nederlands-Israelitisch
Kerkgenootschap), leverde eind 1992
de conclusie op dat "er geen concrete
aanwijzingen zijn om te veronderstellen
dat er personen buiten de huidige
omheining zijn begraven". Het zal
weinig verbazing wekken dat ik na de
ontvangen reprimande (hoe mild men
ook was geweest voor de onervaren
jongeling) niet in de positie was om nog
eens onder de aandacht te brengen dat
ik toch echt het tegenovergestelde had
aangetoond. De begraafplaats werd dus
niet in de oude omvang hersteld en een
gedenksteen met de namen van de aldaar
begraven joden kwam er evenmin, maar
wel leverde ik op verzoek een tekst voor
een plaquette die er nu nog te zien is.
In oktober 2008 maakten
SP-fractievoorzitter Arnoud Hoekstra
en zijn partijgenoot Willem de Man een
beknopte brochure voor de gemeenteraad
waarin de hele geschiedenis van
de joodse begraafplaats nogmaals
werd samengevat. Zij dienden een
initiatiefvoorstel in om op basis van de
voorliggende informatie de begraafplaats
in zijn oude omvang te herstellen
en een gemeenschappelijke steen te
plaatsen met de namen van de aldaar
begraven joden. En aldus is eind vorig
jaar unaniem besloten. Inmiddels
worden voorbereidingen getroffen tot het
uitvoeren van het royale besluit.
Eind goed al goed.
De joodse begraafplaats, gezien vanaf de Schiedamseweg. In het midden is een gedeelte
van de omringende sloot te zien en door het struikgewas links ontwaren we de steen van
Salomon Isaacs, 1938. Collectie Stadsarchief Vlaardingen.