Musis 30 beschikbaar was. Tegen die achtergrond mocht Schiedam het beleven dat het Rotterdams Toneel met grote regelmaat in het Passage Theater stond, het Rotterdams Philharmonisch aldaar concerten verzorgde, de aulaconcerten internationaal talent trokken, CoBrA zich in Schiedam nestelde en Schiedam landelijk kon wedijveren met hoogstaande Matthaeus-uitvoeringen. Misschien dat de initiatiefnemers zich best realiseerden dat veel van deze cultuurjuwelen slechts geleend waren en teruggegeven zou moeten worden op het moment dat Rotterdam weer op krachten zou zijn. Maar mogelijk deelden ze ook de overtuiging dat tenminste een deel ervan blijvend zou zijn. Een opvatting die in het Stedelijk Museum in ieder geval bewaarheid zou worden. Aan het plan mankeerde niets. Ook de locatie op de kop van de Plantage - toen nog niet doorsneden door de dwarsverbinding tussen Lange Nieuwstraat en Tuinlaan - leek de meest geëigende voor de bouw van een schouwburg. Zowel het bestuur van de Schiedamse Gemeenschap, waarin alle cultuurorganisaties verenigd waren, als de beoogde architect Jaap Bakema, gingen uit van een kleine schouwburg met een capaciteit van ongeveer zeshonderd zitplaatsen in de grote zaal en een kleine zaal voor meer experimentele uitvoeringen, waarin ook filmvoorstellingen mogelijk moesten zijn, ongeveer ter grootte van 't Venster in Rotterdam of de succesvolle Uitkijk in Amsterdam, naar welk model later ook {Criterion in Rotterdam zou worden gerealiseerd. Nota bene vanuit het initiatief dat het in Schiedam niet zou halen. In zijn binnenkort te verschijnen 'Verzamelde herinneringen', spreekt auteur Piet Sanders, die onder meer als bestuurslid van het Stedelijk Museum aan de Hoogstraat, bestuurslid van de Amsterdamse Uitkijk en betrokken bij de Rotterdamse Venstergroep een zeer actieve rol speelde in het Schiedamse culturele leven, er nog schande van hoe een kleine groep Schiedammers deze schitterende kans op een prominente positie als podiumstad van meer dan lokale betekenis in 1951 om zeep hielp. Terwijl stadsbestuur, politiek en cultuur zich het idee van een eigen schouwburg met groot enthousiasme eigen maakten, lagen de omwonenden van de Plantage dwars. Zij vreesden dat een schouwburg alleen maar overlast zou veroorzaken. Aan parkeerproblemen werd nog niet gedacht. Eerder dacht men aan de overlast door de regelmatige toeloop van honderden bezoekers en vooral de geluidsoverlast, al bestond daarvoor geen enkel bewijs. Het kon niet anders dan dat de gemeenteraad zich over de plannen moest uitspreken. Zowel door voor als tegenstanders werd druk gelobbyd. De voorstanders mochten rekenen op steun van iedere liefhebber van kunst en cultuur. De tegenstanders oefenden vooral druk uit op de politiek. Beide groepen waren ongeveer met elkaar in evenwicht. Tal van prominenten spraken zich uit vóór de schouwburg. Ook het college van burgemeester en wethouders voelde ervoor, evenals vooraanstaande ondernemers als Wilton en Van Bergen Walraven, de directeur van de Hollandse Algemene Verzekeringsbank HAV. Waarmee ze rekening dienden te houden was dat de omwonenden van de Plantage, behorend tot de oudste en meest welgestelde families van Schiedam een aanzienlijke invloed op de politiek uitoefenden en met name op de confessionele partijen. De raadsvergadering waarin de schouwburg ter sprake en ter stemming kwam was ook ongemeen spannend. De kranten - toen nog vijf in getal - bemoeiden zich er diepgaand mee, tal van adviezen waren uitgebracht en iedereen die een zegje kon doen over de plannen had zich erover uitgesproken. Uiteindelijk - en tegen elke verwachting in - wonnen de omwonenden van de Plantage. Met slechts één stem tegen werd het plan om op de kop van de Plantage een schouwburg te stichten afgeschoten. En die ene stem gaf dan nog de doorslag omdat niet alle raadsleden op de vergadering aanwezig waren. De voorstanders grepen naar een laatste redmiddel en trachtten de raadsbeslissing door de Raad van State nietig te laten verklaren. Hetgeen de merkwaardige figuur opleverde dat een (in z'n hart groot) voorstander van de schouwburg, de directeur van de Gemeentelijke Woningdienst en gemeentelijk jurist mr. ir. M.M. van Praag namens de gemeente het raadsbesluit verdedigde. De Raad van State stond geen andere mogelijkheid open dan het besluit van de Schiedamse gemeenteraad geldig te verklaren, waarmee het plan als geheel van de baan was en ook nooit meer ter sprake zou komen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2009 | | pagina 30