Goos Verweij (1912-1998) It's a wonderful life tekst: Han van der Horst Het leven van Goos Verweij doet denken aan de beroemdste aller kerstfilms, It's a wonderful life van Frank Capra. De hoofdpersoon daarvan meent, dat hij niets voor zijn medemens heeft betekend. Dan laat een engel zien, hoe erg zijn stad eruit zou zien, als hij niet op cruciale momenten ter plekke was geweest. Zo is het ook met Goos Verweij. Hij was zelden of nooit op de eerste rij te vinden. Hij was haast nergens de hoofdpersoon behalve in zijn kleine drukkerij op de hoek van de oude Passage en het Broersveld. Toch kom je zijn naam tegen op cruciale momenten en cruciale plekken in het Schiedam van de tweede helft der vorige eeuw. Dan maakte hij verschil. Groot verschil. Vernieuwd Nederland Musis 12 Zonder Verweij zou Schiedam geen internationaal vermaard centrum van Cobrakunst zijn. Wij zouden waarschijnlijk wel een Stedelijk Museum hebben, maar of dat dan meer was dan een groot uitgevallen galerie is nog maar de vraag. Natuurlijk, Schiedam kent nog andere zeer belangrijke bevorderaars van de kunst, zoals professor Piet Sanders of Steef de Vries. Die hadden ook zonder Goos Verweij hun verzamelingen opgebouwd en hun initiatieven genomen. Vers twee is of dat dan in Schiedam was gebeurd en niet ergens anders. Op de een of andere manier gaf Goos Verweij altijd op zijn eigen onopvallende manier, wat ze tegenwoordig momentum noemen Juist dankzij hem waren tijd en plaats ineens rijp voor iets nieuws, iets ongebruikelijks, iets experimenteels. Zijn mentaliteit komt sterk tot uiting in een klein aspect van zijn leven, dat niets met kunst te maken heeft, maar waarschijnlijk wel met visie en plichtsbesef. In 1948 trad Verweij op als algemeen secretaris van de pas opgerichte vereniging Broersveldwinkeliers. Dat had hij helemaal niet hoeven doen, want als eigenaar van een drukkerij was hij niet afhankelijk van het winkelend publiek. Het Broersveld had echter een oppepper gekregen in de vorm van de weekmarkt, die er nog steeds plaats vindt. Dat inspireerde de winkeliers om, zoals zij het formuleerden "het Broersveld weer een eerste plaats te geven onder de Schiedamse winkelstraten, zoals dat voorheen het geval was". Verweij's rol is typerend. Hij werd geen voorzitter - dat was de handelaar in tenten en zeilbenodigdheden J. Mak, familie van Geert -, maar nam als algemeen secretaris wel het merendeel van de werkzaamheden op zich. Je ziet dat ook in de wereld van de kunst. Verweij is aanwezig, verricht hand- en spandiensten, laat zich op het juiste moment met zijn bescheiden stemgeluid horen, brengt dingen in beweging. Verweij kwam op drieëndertigjarige leeftijd de oorlog uit om de leiding van het bescheiden familiebedrijf weer op zich te nemen, nadat hij een klein jaar in Duitsland dwangarbeid had verricht. Tijdens de bezetting had het verzet niet tevergeefs een beroep op hem gedaan: bij Verweij waren in het geheim illegale bladen gedrukt. Politiek hoorde de jonge typograaf bij de idealisten die een vernieuwd Nederland wilden opbouwen, dat werd gekenmerkt door vrijheid, sociale rechtvaardigheid en reële ontplooiingskansen voor iedereen, vooral dat laatste. Hij sloot zich dan ook aan bij de Partij van de Arbeid, die was opgericht om een eind te maken aan het verouderd geachte partijstelsel van voor de oorlog. Via de typografie had Verweij bovendien kennis gemaakt met de experimentele kunstenaars van zijn tijd, die hun aandacht ook uitstrekten tot vormgeving van drukwerk. Hij herkende in hun werk het streven naar vrijheid en zelfontplooiing, dat ook zijn politieke keuze bepaalde. Hij kon zelfs - al was hij dan een keurige en degelijke zakenman - hun woede invoelen over wat er in het door de oorlog geteisterde Europa was aangericht. Hij begreep ze, als ze zeiden, dat de hypocrisie van vroeger plaats moest maken van de onbevangenheid van het kind. En dat je dan zo moest schilderen. Verweij voelde zich thuis in het gezelschap van Cobrakunstenaars als Karei Appel of Corneille of bij de experimentele dichters die later als de vijftigers toe mochten treden tot de canon van de Nederlandse letterkunde, maar in die tijd nog algemeen werden verguisd. Daar was moed voor nodig. De experimentele kunstenaars werden door de goegemeente algemeen verafschuwd. Zelfs een vooruitstrevende krant als Het Parool (in de oorlog had Verweij de Schiedamse Paroolgroep nog geholpen en nu kende de stad een eigen editie van dat dagblad onder de kop "De Schiedammer") verguisde hen: zij provoceerden om de provocatie. Zij waren brekers, geen bouwers. Verweij voelde dat niet zo. Hij raakte met de experimentelen in direct contact. Als zij onverhoopt ergens een expositietje mochten houden, dan kwam het met de catalogus en de uitnodiging wel in orde. Hij accepteerde in ruil wel eens een doekje. Hij kocht ook werk. Net als zijn stadgenoten Steef de Vries overigens en Piet Sanders, zoon van de voormalige stadsarchitect, die ook verder keek dan de Burgemeester Knappertlaan lang was.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2009 | | pagina 12