Toch kom je zijn naam tegen op cruciale momenten en cruciale plekken in het Schiedam van de tweede helft der vorige eeuw. Dan maakte hij verschil. Groot verschil. Hij was niet de persoon om te shockeren of ergernis te geven. Verweij was er altijd op uit om concrete resultaten te boeken en om kleine stapjes vooruit te zetten. 15 Musis Toch koos Verweij niet voor een leven in de politieke marge. Hij heeft nooit het leven van een bohemien geleid. Hij was niet de persoon om te shockeren of ergernis te geven. Verweij was er altijd op uit om concrete resultaten te boeken en om kleine stapjes vooruit te zetten. Veel idealisten van na de bevrijding haakten af, toen bleef dat het naoorlogse Nederland massaal terugkeerde naar de oude vormen en gedachten. Goos Verweij is de publieke zaak altijd blijven dienen. In dat kader richtte hij zijn aandacht op Schiedams bescheiden museum. Het was eigenlijk meer een oudheidkamer, georganiseerd rond de Schiedamse memorabilia, die kolonel Gerrit Visser, rond 1900 liberaal wethouder, aan de stad had geschonken. Zij werden beheerd door C.H. Schwagermann die de collectie langzaam maar zeker uitbreidde en ook kunst aanschafte uit het zeer bescheiden budget dat de gemeente hem gunde. In 1940 verhuisde hij zijn museum van de Sint Joris Doelen naar de oostelijke vleugel van het vervallen Sint-Jacobs-Gasthuis op de Hoogstraat. De andere zou nog heel lang onderkomen zijn van de padvinderij. In 1952 werd de oude Schwagermann opgevolgd door zijn zoon Daan, zelf kunstenaar, die gevoel had voor de nieuwe stromingen in de kunst. Die hadden in Schiedam inmiddels min of meer vaste voet gevat, ook al keek het allergrootste deel van de bevolking met afkeer en minachting naar wat - naar een veel gehoorde uitspraak uit die dagen "mijn kleine zusje ook kon". Er was zelfs een "Vereniging voor Irrealisme en Abstractie in de beeldende kunst" opgericht. Die was in zijn vierjarig bestaan betrokken bij exposities en lezingen (van Steef de Vries vooral) waarin het evangelie van de experimentelen werd gepredikt. Daan Schwagermann woonde bij het Koolas op wat toen nog de Gedempte Broersvest werd genoemd, ongeveer ter hoogte van de tegenwoordige tramhalte Stadserf. Zijn huis werd een ontmoetingspunt voor experimentele kunstenaars en hun bewonderaars zoals Goos Verweij. Daar ontstond het idee om de experimentele kunst een centrale plaats te geven in het Stedelijk Museum. In 1954 ging het gemeentebestuur hiermee akkoord. Niet dat de Schiedamse politiek nu zo kunstzinnig angehaucht was of geïnteresseerd in de avant garde, maar het college was wel bereid om te luisteren naar stadgenoten die er naar de mening der vroede vaderen verstand van hadden, zoals bijvoorbeeld de directeur van de woningdienst Marinus van Praag, die in de jaren vijftig een bekend romancier was of de juridisch adviseur van de gemeente, de nog bekendere auteur Ferdinand Bordewijk. Zij hadden allebei zitting in de commissie die de gemeente adviseerde het Stedelijk Museum de eigentijdse richting op te sturen. In 1956 kon Schwagermann een veel betere functie krijgen bij het Frans Halsmuseum in Haarlem. Hij werd opgevolgd door een slungelachtige, jonge kunstredacteur bij Het Vrije Volk, Pierre Jansen die door Goos Verweij voor deze functie was aangedragen. Jansen bleek in hoge mate de gave des woords te bezitten. Hij was de eerste die een echte band wist te scheppen tussen het museum en het Schiedamse publiek. Dat deed hij door lezingen te geven in de kapel van zijn bescheiden museum. In 1959 vroeg de AVRO hem zijn gedreven verhalen ook op de televisie te houden. Dat werd het legendarische programma "Kunstgrepen". Daardoor ontstond er in steeds bredere kring waardering voor de experimentele kunst, zoveel dat protagonisten als Karei Appel of Anton Rooskens onderdeel werden van de gevestigde orde in artistiek Nederland. Goos Verweij was bij al deze ontwikkelingen op de achtergrond aanwezig. Hij was actief lid van de vrienden van het museum. Hij had zitting in de commissie van het museum. Hij werd voorzitter van de "Adviescommissie voor Stadsverfraaiing in en aan gebouwen". Hij liet zich consequent zien in de plaatselijke afdeling van de Partij van de Arbeid. Daar bleef hij altijd met iedereen in gesprek, ook als zich grote generatieconflicten voordeden tussen de oude taainagels van de wederopbouw en de nieuwlichtende academici die in de jaren 1970 een stormloop deden op het oude kader van de partij. Wat voor hem telde, was een positieve uitkomst. Tegelijkertijd bleef hij opkomen voor een actief cultuurbeleid. Als het Stedelijk Museum kritiek kreeg - bijvoorbeeld dat de arbeiders en de gewone Schiedammers er niks aan hadden - dan zorgde hij er met zijn geestverwanten voor, dat zo'n aanval werd geneutraliseerd. Niet door als een ridder zonder vrees of blaam met veel lawaai het zwaard te trekken, maar door steeds de stem van de rede te laten horen. En van de beschaving. Al die tijd bleef Verweij kunst verzamelen en kunstenaars ondersteunen. Sinds 1970 deed hij dat samen met zijn tweede echtgenote Truus de Graaf, die hij in de PvdA ontmoet had. Zijn echtgenote trad meer op de voorgrond. Zij speelde een hoofdrol in de plaatselijke politiek en diende Schiedam in de lastige jaren zestig en zeventig als wethouder van onderwijs en cultuur en sport. Bovendien deden zij regelmatig schenkingen aan het Stedelijk Museum. Zo gingen - en die gedachte zat er achter - waardevolle kunstwerken uit particuliere handen over in die van de gemeenschap, zodat ze in principe door iedereen konden worden gezien. Daarmee gaf Verweij inhoud aan een oud sociaaldemocratisch ideaal: "Kunst aan het volk". Alles bij elkaar schonk het echtpaar 216 stukken. In 1998 overleed Goos Verweij. Inderdaad: a wonderful life. We zouden in Schiedam veel missen, als hij er niet steeds op het juiste moment bij was geweest.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2009 | | pagina 15