Je kunt niet verder gaan zonder de twee werken in je op te nemen van de van oorsprong Duitse kunstenares Anne Wenzel (1972), maar die al lang in Nederland woont en werkt. De werken zijn groot, zwart en glimmend, dynamisch en gruwelijk. Het ene werk, Zonder titel (Edelhert) toont een edelhert in problemen. Het statige en krachtige beest zit met zijn onderstel en zijn sierlijke gewei achterover vast in een moeras. Het is een naar beeld, kracht en gratie naar beneden gezogen door een nog sterkere zwarte amorfe massa. De energieke strijd tussen Goed en Kwaad in een enkel beeld gestold. Hellhounds toont eveneens een gruwelijk beeld. Het is een kluwen vechtende honden, een wirwar van gespierde ledematen en schuimende, opengesperde bekken, je ziet niet meer welke poot bij welke kop hoort. Het verschil tussen slachtoffer en dader is niet meer duidelijk. De werken van Wenzel hebben een heftig thema, maar het formaat maakt dat je er letterlijk en figuurlijk niet omheen kunt. Aanvankelijk maakte ze kleinere beeldjes van keramiek. Maar ze wilde haar werk van het snuisterijgehalte ontdoen, ze werkte een tijd in het Europees Keramisch Werkcentrum in Den Bosch om te leren hoe je keramiek op een groot formaat maakt. Het resulteerde in een werk als Hellhoundsin zes weken verwerkte ze 1500 kilo klei tot een beeld dat na tien dagen in de oven meer dan een ton weegt. Het stelt haar in staat om haar aan de Duitse Romantiek ontleende beeldtaal niet de geromantiseerde werkelijkheid, maar juist de rauwe werkelijkheid die daarachter schuilgaat te laten zien. 'Mijn werk gaat over de dingen die je niet ziet, maar over wat daarachter schuilgaat, over de onhoudbaarheid van illusies en dromen.', verklaarde Wenzel in een interview met Bert Mebius in De Groene Amsterdammer. in een van haar recente werken Bright Solitude in de tweede zaal hekelt ze het nutteloze streven naar succes door het tonen van twee tafels vol overwinningsbokalen. Ze hebben echter hun glans en triomf verloren, ze zijn zwart uitgeslagen en hun vorm, hun waardigheid, aangetast. Ze lijken gesmolten, of na honderd jaar onder zee opgedoken. Ook in de eerste zaal zien we van de Oostenrijkse kunstenaar Elmar Trenkwalder 1959) eveneens een heel groot werk van keramiek, opgebouwd uit verschillende onderdelen. WVZ 150 toont een blauwgeglazuurde tafel, op vier kloeke poten, vier wachters erop in de hoeken, die doen denken aan Mariabeelden. Ze is het echter niet, een van de vrouwen heeft twee kinderen op haar arm, de ander heeft een schaaltje in haar handen, de andere houdt haar handen gevouwen en de vierde herbergt een gezicht in haar schoot. Op de altaarachtige tafel liggen slakken, slangen en plantaardige motieven. Het is indrukwekkend groot, het heeft iets van een heiligdom. De heiligen staan hoog, zodat de gelovigen gedwongen worden tegen ze op te kijken. Het is een soort mengeling van alles wat ooit vereerd werd, van alle cultussen rondom goden en godinnen, van attributen, symbolen en rituele handelingen. Trenkwalder neemt de format van een verering, hij schotelt zijn gelovigen een wereld voor, hij maakt gebruik van de beeldtaal van religies, zonder op een enkele te doelen. Het is een combinatie van de natuur en de mens, plantaardige motieven, erotische scènes, van symmetrie en monumentaliteit en grillige aan de natuur ontleende vormen. Samengebald in enorme bouwwerken van keramiek, als ruines van een denkbeeldige beschaving, waar een systeem of een orde achter zit, die voor ons in het hier en nu niet helemaal duidelijk is. Aan de ene kant is het intrigerend, het is moeilijk de neiging te onderdrukken de symbolen te ontcijferen of de godheid. Maar aan de andere kant, als je daar toch niet achter komt, Van een visionaire, gedroomde wereld, tot 'de wereld die achter de zichtbare wereld schuilgaat' en de mythische, droomachtige wereld van vervlogen tijden en verre oorden. Dit zullen de tentoonstellingsmakers bedoeld hebben met zinsbegoochelingen. 33 Musis WVZ 183, Elmar Trenkwalder 2006, geëmailleerde keramiek, courtesy Galerie Bern hard Jordan, Parijs, foto: Aurélien Mole

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2009 | | pagina 33