Jeroen Bosch
door: Hans van der Sloot
Laten we er geen doekjes om winden: het door museaal
deskundige Riemer Knoop in opdracht van de gemeenteraad
voltooide onderzoek naar wat te doen met de historische
collectie laat cultuurwethouder Menno Siljee weinig ruimte.
Uitgangspunt voor dit onderzoek was het collegevoorstel de
permanente openstelling van de historische collectie
waarvoor het Jenevermuseum als meest geschikte locatie is
genoemd. Het resultaat van dit onderzoek kon en kan geen
andere zijn dat beide musea moeten worden ondergebracht
in één museale organisatie. Dan alleen kan voldoende
garantie worden gegeven dat Schiedam mét het Stedelijk
Museum, als museum voor hedendaagse kunst en mét
het Jenevermuseum als verkozen onderkomen voor de
historische collectie en de daarin besloten jeneverhistorie,
z'n museale rijkdom recht doet. Gewoon samenwerken als
welbewuste professionals voor het beste resultaat. Maar
zo simpel ligt het natuurlijk niet. Niet in Schiedam.
Voor ieder die het horen en liefst ook opschrijven wilde,
ventileerde de directeur van het Jenevermuseum al meteen
- bij het vernemen van het nieuws - dat die hele historische
collectie en alle plannen dienaangaande hem gestolen
konden worden. En als het onvermijdelijke dan toch moest
gebeuren, dan alleen op zijn voorwaarden. Dat deze niet
steunen op enige kennis van de historie van het gedistilleerd
en nog minder op die van de geschiedenis van Schiedam,
mocht geen naam hebben. Het museum is er om parel te zijn
in de kroon van commerciële en toeristische aantrekkelijk
heden van Schiedam. Er moet geld worden verdiend, targets
gehaald en ten bewijze van eigen kracht en kunde plaatste
de directeur z'n Schiedamse handel maar meteen op
gelijke hoogte met het Van Goghmuseum in Amsterdam.
Samenwerken met het Stedelijk Museum Schiedam?
Het mocht wat
De directeur van het Stedelijk Museum Schiedam doet
luchtigjes over het ontberen van kennis van de geschiedenis
van Schiedam en van die van het gedistilleerd in het bijzonder
in haar organisatie. Toch basisvoorwaarden om de histo
rische collectie in samenhang met de tentoonstellingen van
het Jenevermuseum tot leven te wekken. Het museum kan
schitterende tentoonstellingen maken, is haar betoog. En het
museum behoort met die kunde tot de absolute trekkers van
Schiedam. Daar mankeert het ook niet aan. Waaraan dan
wel wordt helaas pijnlijk duidelijk in de tentoonstelling
'Heiligen en heksen' van het Stedelijk Museum op lokatie
(in het Stadskantoor). Hoe mooi ook vormgegeven, inhoudelijk
betreedt de bezoeker een absoluut luchtledig met hier en
daar een versiering, door de conservator op een achterna
middag bij elkaar gescharreld. Zo moet het dus in geen geval.
Al jaren fluistert de ex-voorzitter van de Historische
Vereniging iedereen die maar horen wil in het grootste
vertrouwen persoonlijk toe dat het moment van exposeren
van de historische collectie dan NU toch echt nakende is.
En telkens weer valt daar de naam van een hoger geplaatste
die hem zojuist in een gesprek van man tot man verzekerd
heeft overtuigd te zijn van de waarde van de plannen van de
Historische Vereniging en het primaat dienaangaande. Welke
die plannen dan zijn moet hij helaas steeds ongewis laten.
De één wil het geratel van de klinknagelsmeden opnieuw
laten horen, het lied van de werven en verre galm van de
stoomfluit. De ander denkt aan de heroprichting van een
complete eestinstallatie welke voorlopig nog bij het grofvuil
staat. Een derde snuift alvast de lucht op van jenever en
spoeling, waar de vierde tenslotte een tentoonstelling voor
ogen staat van de vaandels en gebutste trom van de
schutterij. Liefhebberen in de geschiedenis is één ding,
een tentoonstelling maken een ander.
Niet één van de leden van de gemeenteraad die straks
moeten beslissen over wat te doen met de historische
collectie, heeft ook maar enig benul van wat die collectie
eigenlijk voorstelt. En hoe je daaruit mooie tentoonstellingen
moet maken. En waar. En in welke constructie dan wel en
welke verantwoordelijkheden daar dan bij horen. Niet één.
Niet één gemeenteraadslid heeft zich overigens ooit
afgevraagd of je van de spelers in het cultuurveld, die per jaar
toch méér dan acht miljoen krijgen toegeschoven - niet
verwachten mag, dat ze daarvoor toch in staat moeten zijn
om tenminste één gezamenlijke prestatie te leveren. Maar
niets van dit alles. De raad heeft genoeg aan zichzelf, nu de
angstvoor de komende verkiezingen heeft toegeslagen en in
het verborgene reeds druk wordt overlegd hoe die of gene
partij in de komende collegeonderhandelingen buiten de boot
kan worden gehouden. Zodat ook nu te vrezen valt dat de
leden van dit geachte lichaam, zich in de discussie over wat
te doen met de historische collectie, wederom zullen
gedragen als het blikken harmonieorkest van Boudewijn de
Groot met verantwoordelijk wethouder Siljee als de grote
snoeshaan van Jeroen Bosch voorop. Opgewekt zingend het
einde tegemoet met louter spelers die ofwel niet met elkaar
door één deur willen - en dit nog openlijk durven zeggen
ook - ofwel alleen hun eigen trommel willen horen.
25 Musis