De rode haan' te lijf De Vlaardingse brandweer is tot ver in de 20e eeuw een vrijwilligersorganisatie geweest. De brandgasten kregen voor hun inzet weliswaar een vergoeding, maar het was niet hun eigenlijke beroep. Brand was een altijd op de loer liggend gevaar en de bestrijding ervan was met de dichte bebouwing ieders aangelegenheid. Becijferd is dat in de 19e eeuw meer dan 10% van de Vlaardingse bevolking actief bij de brandweer betrokken was. Musis 26 Collectie Nationaal Brandweermuseum Hellevoetsluis Het jaar 1874 is een mijlpaal in de geschiedenis van de Vlaardingse brandweer. Een nieuwe 'Verordening op de Brandweer' werd van kracht, die een einde moest maken aan het amateurisme dat de brandbestrijding parten speelde. Een opperbrandmeester, met onder hem twee brandmeesters en vier hoofdlieden, waren voortaan verantwoordelijk voor de coördinatie van de brandbestrijding en aansturing van de vier brandspuiten. De hoofdlieden voerden een ploeg van ieder 50 tot 60 man aan, die aangewezen waren voor de waterdruk (pompen), het spuiten, toezicht op de slangen, berichtgeving etc. Rond 1907 werd een aantal verbeteringen doorgevoerd. De brandmeesters kregen in hun woonhuizen een 'schelinrichting', zodat zij telefonisch op de hoogte van calamiteiten konden worden gebracht om hun coördinerend werk op te pakken. Tevens richtte men het pand op de hoek van de Markt en Schoolstraat in als spuithuis, een centraal onderkomen voor de brandweer. Op het gebied van de blusmiddelen werd een belangrijke stap gezet. Een stoombrandspuit, aangedreven door een benzinemotor voegde de brandweer aan het machinepark toe. De firma Van der Ploeg uit Grouw leverde de door handkracht of paard voortgetrokken kar, die veel efficiënter was dan de oude brandspuiten. De 'verticale benzinemotor' van de Gasmotorenfabriek Deutz van 6 pk verplaatste 500 liter per minuut tegen 5 atmosfeer, toentertijd een aansprekend resultaat. Proefnemingen lieten zien dat met de 25 meter slang het horizontale bereik 42 meter bedroeg en met een 150 meterslang nog steeds 26 meter. Het Nationaal Brandweermuseum in Hellevoetsluis koestert de brandspuit, samen met een in 1912 eveneens bij Van der Ploeg vervaardigde Vlaardingse brandspuit. Aan de in 1930 afgedankte brandspuit 2 en zijn jongere broertje hangt nog een los eindje. Beide spuiten behoorden tot in de jaren 1950 tot de collectie van de Vlaardingse Oudheidkamer. Bij de opheffing in 1956 en de ontmanteling van de aan de gemeente Vlaardingen overgedragen collectie, werd een aantal objecten aan relevante musea en instellingen geschonken of in bruikleen gegeven. De rest van de verzameling bewaarde men op de zolder van het stadhuis en in het gemeentearchief. De brandweerattributen stond de gemeente in bruikleen af aan de Vlaardingse brandweer, die deze op enig moment aan het Brandweermuseum moet hebben overgedragen. Waar de eigendom van de objecten momenteel ligt, laat ik hier in het midden. De hoofdzaak is dat het materiaal behouden is gebleven en in het Brandweermuseum op zijn plaats is.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2009 | | pagina 26